La terza posizione. Barbara. CHEAP vs EXPENSIVE. Van Heemstra: Het donker verenigt wat het licht verdeelt. Sprookje.

How to play in third??? position on Violin| La terza posizione| Tutorial Dancla App Lezioni di Violino

 

CHEAP vs EXPENSIVE violins – Can you hear the difference?

Cheap?

Barbara – Dis, quand reviendras-tu ?

Voilà combien de jours, voilà combien de nuits,
Voilà combien de temps que tu es reparti,
Tu m’as dit cette fois, c’est le dernier voyage,
Pour nos coeurs déchirés, c’est le dernier naufrage,
Au printemps, tu verras, je serai de retour,
Le printemps, c’est joli pour se parler d’amour,
Nous irons voir ensemble les jardins refleuris,
Et déambulerons dans les rues de Paris,
Dis, quand reviendras-tu,
Dis, au moins le sais-tu,
Que tout le temps qui passe,
Ne se rattrape guère,
Que tout le temps perdu,
Ne se rattrape plus,
Le printemps s’est enfui depuis longtemps déjà,
Craquent les feuilles mortes, brûlent les feux de bois,
A voir Paris si beau dans cette fin d’automne,
Soudain je m’alanguis, je rêve, je frissonne,
Je tangue, je chavire, et comme la rengaine,
Je vais, je viens, je vire, je me tourne, je me traîne,
Ton image me hante, je te parle tout bas,
Et j’ai le mal d’amour, et j’ai le mal de toi,
Dis, quand reviendras-tu,
Dis, au moins le sais-tu,
Que tout le temps qui passe,
Ne se rattrape guère,
Que tout le temps perdu,
Ne se rattrape plus,
J’ai beau t’aimer encore, j’ai beau t’aimer toujours,
J’ai beau n’aimer que toi, j’ai beau t’aimer d’amour,
Si tu ne comprends pas qu’il te faut revenir,
Je ferai de nous deux mes plus beaux souvenirs,
Je reprendrai la route, le monde m’émerveille,
J’irai me réchauffer à un autre soleil,
Je ne suis pas de celles qui meurent de chagrin,
Je n’ai pas la vertu des femmes de marins,
Dis, quand reviendras-tu,
Dis, au moins le sais-tu,
Que tout le temps qui passe,
Ne se rattrape guère,
Que tout le temps perdu,
Ne se rattrape plus

Tell Me: When Will You Return?

Versions: #1#2#3#4#5
How many days, how many nights
How long it has been since you left again?
You said, “This time, it’ll be my last trip…
For our ripped-up hearts, it’ll be the last sinking of the ship.
In Spring, you’ll see…I’ll be back!
Spring’s a lovely time for us to talk of love.
We’ll go and see the gardens in bloom again…
And wander the streets of Paris together.”
Tell me, when will you return?
Tell me, are you aware, at least,
That we can’t get back
The time that’s passing
We won’t get back
Any of the time we’ve lost?
It’s been a long time now since Spring flew away…
Dead leaves are crunching underfoot, wood fires are burning
Seeing Paris in this beautiful late-Autumn season
I’m suddenly sapped of energy; I’m dreaming; I’m shivering
I rock back and forth; I capsize; and it’s the usual refrain:
I come, I go, I veer, I turn around, I’m dragging…
The image of you haunts me, I speak to you under my breath
Love makes me ill, and the illness is you…
Tell me, when will you return?
Tell me, are you aware, at least,
That we can’t get back
The time that’s passing?
We won’t get back
Any of the time we’ve lost…
As much as I still love you, as much as I’ll always love you
As much as I’ve loved only you, as much as I’ve loved you so truly,
If you can’t see that you must come back to me
I’ll turn the idea of “us” into nothing more than a cherished memory
I’ll continue my journey; the world is a marvelous place
I’ll go find another sun to warm me
I won’t be like those who die of heartbreak.
I’m not as steadfast as sailors’ wives are…
Tell me, when will you return?
Tell me, are you aware, at least,
That we can’t get back
The time that’s passing?
We won’t get back
Any of the time we’ve lost.

——–

Barbara was de artiestennaam van Monique Andrée Serf, (Parijs9 juni 1930 – Neuilly-sur-Seine24 november 1997). Ze was een Franse zangeres, tekstschrijver en componist.

Bekende door haar uitgevoerde nummers zijn L’aigle noirNantesLa solitude en Dis, quand reviendras-tu?.

Omdat ze van Joodse afkomst was, moest Barbara tijdens de bezetting van Frankrijk door de nazi‘s in de Tweede Wereldoorlog met haar familie onderduiken. In het boek Il était un piano noir vertelt ze hierover. Na de oorlog hoorde een buurvrouw die muzieklerares was, haar zingen en zette zich in om er voor te zorgen dat zij haar zangtalent kon ontwikkelen.

Ze kreeg zang- en pianolessen en schreef zich in bij de École supérieure de musique. Verder zong ze bij La Fontaine des Quatre Saisons, een populair cabaret in Parijs. Door haar lengte, zwarte kleren, gitzwarte haren en bleek gezicht had ze een spookachtige verschijning die de melancholie van de teleurgestelde liefde weergaf.

Tussen 1950 en 1952 woonde ze in Brussel waar ze een actief lid werd van de kunstgemeenschap. Haar vrienden veranderden een oud ateliershuis in een concertzaal waar Barbara nummers van Édith PiafJuliette Gréco en Germaine Montéro speelde en zong. Haar carrière ontwikkelde zich echter langzaam en het was moeilijk om rond te komen. In oktober 1953 trouwde ze met Claude John Luc Sluys, een Belgische rechtenstudent van wie ze in 1956 scheidde. (In het lied ‘Mes hommes’ zingt Barbara niet over de minnaars die ze heeft gehad maar over haar musici.)

Toen ze in Parijs terug kwam, ontmoette ze Jacques Brel en raakte met hem bevriend. Ze vertolkte verschillende liedjes van hem. Later werd ze voorgesteld aan Georges Brassens. Ze gaf verschillende optredens in kleine zaaltjes en er ontwikkelde zich een trouw publiek, met name vanuit de studenten van het quartier Latin in Parijs.

In 1957 keerde ze terug naar Brussel om haar eerste plaat op te nemen, maar pas in 1961 werd ze beroemd door optredens in de muziektempel van Bobino bij Montparnasse in Parijs. Ze ging verder in kleine zaaltjes en twee jaar later in het Théâtre des Capucines. Ze wist de aandacht te trekken en vast te houden van het publiek met een nieuw repertoire. Vanaf dat moment was haar naam gevestigd en in 1964 tekende ze een contract met de platenmaatschappij Philips Records.

Tijdens het componeren werd ze geïnspireerd door componisten als Mireille en Charles Trenet, de twee grootste vedettes van haar tijd. Haar capaciteit haar eigen liedjes te schrijven versterkte haar imago. De lyrische poëtische teksten, haar dramatiek en diepgang van de emotie in haar stem verzekerden haar van een publiek dat haar dertig jaar volgde. De liedjes uit deze tijd zijn Ma plus belle histoire d’amour c’est vousL’aigle noirNantes (in het Nederlands gezongen door ‘t Crejateef Complot met als titel Brugge), La solitude en Une petite cantate.

Barbara in Nederland (1973)

In 1965 werd haar album Barbara chante Barbara een groot commercieel succes en ze won de Académie Charles Cros. Tijdens de uitreiking brak Barbara de trofee in stukjes en deelde die uit aan de technici om haar dankbaarheid te tonen. Ze begon geld weg te geven en haar beroemdheid te gebruiken om hulp te bieden aan arme kinderen.

In 1969 maakte ze bekend dat ze actrice werd. Haar eerste rol was in de musical Madame, van Albert Willemetz waarin ze een erg mooie travestiet speelde. In 1971 speelde ze samen met Jacques Brel in zijn film Franz waarvoor ze de muziek schreef. Twee jaar later verscheen L’Oiseau rare geregisseerd door Jean-Claude Brialy. Haar laatste rol was in 1977 in de film Je suis né à Venise, geregisseerd door de danser en choreograaf Maurice Béjart.

In deze jaren zeventig bleef ze ook muzikaal actief. Ze verscheen in een televisieoptreden met Johnny Hallyday en ging op tournee in JapanCanadaBelgiëIsraëlNederland en Zwitserland.

In de jaren tachtig verscheen haar album Seule dat een van de best verkochte platen in 1981 was. Het jaar daarop kreeg ze de Grand Prix du Disque voor haar bijdrage aan de Franse cultuur. Ze ontwikkelde een nauwe werkrelatie met rijzende filmster Gérard Depardieu en zijn vrouw Élisabeth. In 1982 ging ze naar New York om piano te spelen in de opéra métropolitain met Mikhail Baryshnikov in een lied en de presentatie van een balletdans.

In de jaren 80 schreef ze mee aan de muziek voor het stuk Lily Passion met Luc Plamondon. Ze verscheen zelf ook in het stuk samen met Gérard Depardieu. Dat leidde tevens de breuk in met haar vaste accordeonist, Roman Romanelli, met wie ze twintig jaar samenwerkte; hij zag niets in het project, waarop hij zonder omwegen aan de kant werd gezet.

Aan het einde van de jaren tachtig werd Barbara actief in de fondsenwerving voor de behandeling van aids. In 1988 werd zij benoemd in het Legioen van Eer, een hoge Franse onderscheiding.

In Parijs is in het park van de wijk Batignolles een laan naar Barbara genoemd

Vanaf december 1996 besteedde ze haar tijd aan het schrijven van haar herinneringen die in 1998 verschenen. Hierin onthult ze onder meer dat ze seksueel misbruikt is door haar vader die vervolgens haar familie heeft verlaten.

Ze is overleden aan ademhalingsproblemen op 24 november 1997. Haar stoffelijk overschot ligt op het Cimetière parisien de Bagneux.

In 1998 heeft de gemeente Saint-Marcellin waar het gezin met Barbara in de Tweede Wereldoorlog was ondergedoken besloten om een plein naar haar te vernoemen; ook organiseert men er verschillende activiteiten rondom haar.

Verfilming

In 2017 verscheen een film over haar leven, toepasselijk getiteld BarbaraJeanne Balibar die de rol van de zangeres vertolkte, werd in 2018 bekroond met zowel de Prix Lumières als de César voor beste vrouwelijke hoofdrol. https://nl.wikipedia.org/wiki/Barbara_(zangeres)

Expensive?

——–

Het donker verenigt wat het licht verdeelt (Marjolijn van Heemstra)

Marjolijn van Heemstra:

’s Nachts is de wereld groter
Het licht toont mij waar ik ben
Het donker gumt grenzen weg
Het maakt van mijn plek alle plekken
Op het onverlichte pad eindigt nix
Behalve wat illusies van controle, grootsheid, eeuwige groei
Een klein soort sterven is het, schim tussen de schimmen zijn
Als het vallen van blad of het vervellen voor een nieuw seizoen
In talloze grijstinten zingt het donker
Je bent zo kwetsbaar als dat wat je omringt
Zonder zicht springt de rest op scherp: neus en oren, tong en huid
Ongezien ben je soms zo veel meer aanwezig
Laat de lampen, kaarsen, neon pinguïns, ga met Kerst het donker in
En zie wat het licht verhuld; het weefsel van de wereld
Half kloppend, half kapot
Boven je een hemel vol flikkerend verleden.
Verder geen vertes, Alles nabij
Groot en breekbaar schuifelen tussen takken
is misschien het beste antwoord op een ongezonde tijd
Alleen te zijn, Iedereen te zijn
Want het donker verenigt wat het licht verdeelt
https://www.marjolijnvanheemstra.nl/

——–

Met Kerstmis vieren we de terugkeer van het licht, want het duister vinden we vaak maar eng. Maar het donker brengt juist dingen die het licht verhult. Daarom: een kerstverhaal over een klein lichtje dat dankzij het duister kan bestaan. En dat ons de weg wijst – al is het soms de struiken in.

Een kerstverhaal waarin het licht een keertje níét overwint

Uit de serie Godspeed door Katrien Vermeire

Meer nog dan het feest van vrede op aarde is Kerstmis tegenwoordig het feest van het kunstlicht. Als er anno nu een kerstster aan de hemel zou staan, zouden we die niet meer zien, verblind als we zijn door knipperende pinguïns en neon rendieren. Daken, tuinen, winkelstraten, geen hoek blijft in schaduwen gehuld. De wereld straalt en schittert in aanloop naar de stille nacht.

Weinig mensen lijken het vreemd te vinden dat we zo obsessief de donkerte uit deze dagen blazen. We vieren behalve de geboorte van een verlosser natuurlijk – misschien vooral – de winterzonnewende. De terugkeer van zonnestralen. Maar de spiegel van deze gebeurtenis, de zomerzonnewende, passeert elk jaar zo goed als onopgemerkt. Stel je voor: een junimaand waarin lantaarnpalen een week lang uitgaan en geen winkel nog ’s nachts de etalage verlicht om te vieren dat de nacht weer terugkeert. Geen denken aan.

Licht wordt aanbeden, donker verjaagd. Want donker staat voor slecht en gevaar. Die aanname zit diep in onze cultuur verweven. Licht en snelheid zijn de pijlers van een consumptiesamenleving waar dag en nacht gekocht, geproduceerd en gereisd moet worden. Het trage, het stille, het duistere blazen we weg met lampen en lawaai.

Nederland is de afgelopen eeuw en behoort inmiddels tot de meest lichtvervuilde gebieden ter wereld. De stad waar ik woon, is een stad waar mensen nauwelijks nog beseffen dat ze onderdeel zijn van een zonnestelsel, de Melkweg, een supercluster.

Maar we verliezen meer dan uitzicht alleen. Het voortdurende licht maakt ons moe en soms zelfs ziek. Alleen al het zwakke schijnsel van een lantaarnpaal buiten zorgt dat we minder van het slaaphormoon melatonine aanmaken, terwijl dat zo heilzaam is voor ons immuunsysteem. En dan is er nog de impact op ons ecosysteem. Insecten en nachtvlinders cirkelen om lampen tot ze dood neervallen, verwarde vogels zingen in het kunstlicht tot ze uitgeput zijn. Vleermuizen verliezen terrein.

In het donker kun je soms zien wat het licht verhult

De meeste Nederlanders hebben geen idee van de verwoestende effecten van het licht. Om die reden startte ik vorige winter met mijn buurtgenoot Najat Kaddour een project dat de Nacht-Wacht heet. We nemen mensen mee het bos in, de onverlichte paden op. To know the dark, go dark, schreef de dichter Wendell Berry. Wat je niet kent kun je niet beschermen, dus we go dark.

Het was op een van deze wandelingen dat ik ontdekte dat je in het donker soms kunt zien wat het licht verhult. Ik geloof dat we de nacht alleen in ere kunnen herstellen als we verhalen delen over zijn belang en schoonheid. Verhalen die misschien de basis kunnen vormen voor een langzame cultuuromslag, waarin de duisternis meer wordt dan onveilig en eng.

Dus bij deze mijn duit in de zak van de nacht. Een kerstverhaal waarin het licht de duisternis niet overwint, maar dankzij de duisternis bestaat. Niet over herders of een heilig kind, maar over een worm die eigenlijk een kever is, en vermomd als minuscule zaklamp door het leven gaat. De Lampyris noctiluca, oftewel: de gewone grote glimworm.

Het is een zachte herfstavond in het stadsbos bij mij om de hoek in Amsterdam-Noord. Half gebukt schuifelen mijn buurtgenoot Najat en ik door een smalle opening tussen twee grote vlierbessenstruiken die ons wegleidt van het verlichte fietspad waarover we kwamen aanlopen. De straling van de straatlantaarns wordt op dit pad van sprokkelhout door de bomen en struiken geblokkeerd. Het is nog geen diepe duisternis, de wolken weerkaatsen het licht van de stad, maar het is een stuk moeilijker oriënteren dan daarnet. De grond is bezaaid met losse takken en uitstekende wortels, ik til mijn voeten hoog op om niet te struikelen.

‘Vreemd, wat het donker met je zintuigen doet’, fluistert Najat. Ze heeft gelijk. De geur van rottende bladeren lijkt zoveel sterker dan overdag en de kleinste geluiden doen me opschrikken. Als mijn ogen gewend zijn, zie ik de talloze kleurnuances om me heen. Zo ver ik kan kijken, lichten gevallen herfstbladeren op in alle tinten grijs. Tussen de stammen hangt een lichte nevel die de bomen in een onwerkelijk decor zet en ze op een vreemde manier aanwezig doet lijken, zwarte gestaltes die zwijgend op ons neerkijken.

En dan zie ik het. Een groenig geel dat gloeit en dooft tussen de struiken, als kleine ademende lampjes.

Gezichtsbedrog, denk ik. De duisternis heeft me gedesoriënteerd en dit is waarschijnlijk een bijproduct van mijn verwarde geest. Maar Najat ziet het ook. Ze staat stil en wijst. ‘Kijk!’ Ze gebaart naar een struik verderop waar het fluorescerende geel het donker breekt om vervolgens weer te doven. Om ons heen gloeit de bodem van de kleinst mogelijke lampjes. Sterrenbeelden in de modder. Glimwormen. Geen idee dat die hier leefden.

Om ons heen gloeit de bodem van de kleinst mogelijke lampjes. Glimwormen. Geen idee dat die hier leefden

Ik heb het nachtelijke gloeien eerder gezien; in Frankrijk, Suriname, Costa Rica, ver van huis. De betoverende lichtjes associeerde ik met buitengewone omstandigheden. Een reis, een breuk met het alledaagse waarin het zien van zoiets exotisch als een glimworm of vuurvlieg logisch lijkt. Weg van huis verwacht je nu eenmaal iets nieuws aan te treffen.

Maar in het Vliegenbos, zo vlak om de hoek, verwachtte ik ze niet.

En precies daarom was ik overrompeld.

Een pastoor vertelde mij ooit dat een wonder een barst is in de dimensies. Het is de onderbreking van chronologie, een gevolg zonder oorzaak. Tijd knakt, maakt ruimte voor het onverwachte: de zee splijt en wordt land, de dode wordt levend. Op een moment dat ik de duisternis zocht in het stadsbos, was plotseling de bodem vol licht.

Niemand had ooit van deze glimwormkolonie gehoord

Na die avond in oktober zou het nog maanden duren voor ik ze weer zag, we hadden de kolonie net voor de winterslaap getroffen, maar de glimwormen hadden zich genesteld in mijn – ja, mijn wat? Mijn gedachten? Het voelde emotioneler dan dat. Mijn zijn? Mijn ziel? Wat ik zeker wist is dat ik ze nog eens wilde zien. Opnieuw de verrassing, de verwondering wilde voelen.

Op zoek naar informatie over de glimwormkolonie leek niemand in onze buurt van het bestaan te weten. Van de stadsecoloog tot het bestuur van het bos; ze hadden nooit van glimwormen in ons stadsbos gehoord.

Maar op een website voor bijzondere natuurwaarnemingen, ontdekte ik alsnog een medegetuige. Een paar jaar geleden noteerde iemand dat hij de Lampyris noctiluca zag in het Vliegenbos. Ze zijn er dus al een tijdje. In het oudste stadsbos van Amsterdam, waar avond aan avond talloze mensen joggen en wandelen met hun honden en hun zorgen en hun hoop op verlichting in welke vorm dan ook. Gloeiende, glimmende, troostrijke wezens. En (bijna) niemand die ze ziet.

Ze staan niet dat over dit stadsbos verscheen, niet in het rapport waarin de fauna is geïnventariseerd. Hoe kan zo’n magisch dier zo’n lange tijd volledig over het hoofd zijn gezien?

Sommige mensen denken dat glimwormen fantasiedieren zijn, wegwijzers in sprookjes, magisch dansend in Disneyfilms, te mooi om echt te bestaan

De Amerikaanse glimwormenexpert Sara Lewis zegt in een podcastinterview dat ze voortdurend mensen tegenkomt die Wegwijzers in sprookjes, magisch dansend in Disneyfilms, te mooi om echt te bestaan.

Zou zoiets van invloed zijn op de onzichtbaarheid van de Vliegenboskolonie? Je kunt je niet voorstellen dat ze er zijn, dus zie je ze niet?

Waarom zagen wij ze dan wel?

Misschien was het de traagheid waarmee Najat en ik voortbewogen. Omdat we geen hand voor ogen zagen, schuifelden we in slakkengang over het pad. Een tempo dat de opmerkzaamheid vergroot. Wie langzaam gaat ziet nu eenmaal meer.

En ik denk dat er nog iets van invloed was op onze waarneming: het feit dat we ons aan het donker overgaven. Wie in het donker loopt, is meestal op weg naar het licht, de ogen gericht op schijnsel in de verte. Ook als dat schijnsel er niet is, is onze blik gebrand op de waarneming ervan, voortdurend bezig het donker te breken.

De avond dat ik de glimwormen zag was de eerste keer dat ik niet op die manier door de nacht bewoog. Het ging me die avond om vertragen en verdwalen, ik keek het donker in, en ik denk dat ik daardoor beter in staat was het zachte schijnsel van de glimworm op te merken.

Probeerden de glimwormen me iets te vertellen?

Een winter en een lente verstrijken. In afwachting van de zomer – wanneer ze weer tevoorschijn zullen komen – lees ik artikelen, gedichten en wetenschappelijke papers over glimwormen. De Romeinse wetenschapper Plinius de Eerste noemde ze de ‘Pleiaden rond je voeten’. ‘Waarom omhoogkijken?’ schreef hij, als we sterren hier op aarde hebben. Wormen die sterren spiegelen. Je kunt er alleen niet op navigeren, ze sturen je regelrecht de bosjes in. Drie keer droom ik dat ik ze ergens zie gloeien en word ik wakker met de vreemde gedachte dat ze me in mijn slaap iets probeerden te vertellen.

Ongeduldig wacht ik hun verschijning af. Op een ochtend zijn een paar buren in de koffietent op de hoek verwikkeld in een half serieus gesprek over totemdieren. Als ik erbij kom zitten, vraagt een buurman gekscherend of ik een totemdier heb. Een dier dat mijn ziel spiegelt, waarmee ik via een ongezien veld in verbinding sta. Zonder een seconde na te denken antwoord ik: de glimworm. Ik schrik een beetje van de ernst van mijn toon. Maanden van afwezigheid hebben mijn fascinatie doen uitgroeien tot iets wat je een lichte obsessie zou kunnen noemen.

Mijn geliefde zegt dat ik te veel op de glimwormen projecteer. ‘Je maakt er halve heiligen van. Alsof die dieren met opzet de nachtelijke hemel nabootsen. Het is mooi dat ze licht geven, maar dat ze de sterren weerspiegelen is wat jij erin wilt zien.’

Niet veel later vind ik Duizenden fluorescerende larven leven daar op de stenen plafonds. Met hun licht trekken ze insecten aan die op zoek zijn naar een gat in de tunnel en – nu komt het! – de stralende larven verwarren met de open sterrenhemel. Ha!

Stevenen we af op een wereld zonder glimwormen?

Als we langzaam richting de zomer kruipen, trek ik er ’s avonds weer op uit. Soms in mijn eentje, soms met Najat en een groep nachtwandelaars. Ik word weer getroffen door de totale transformatie die het bos ’s nachts ondergaat, hoe de bomen in het donker zoveel meer aanwezig lijken dan overdag, hoe een schaduwwereld vol contouren mij het gevoel geeft dat niets vaststaat, hoe dat mij onverwacht veel ademruimte geeft.

Maar ik vind nergens licht op de paden van het Vliegenbos. Met een groeiende onrust zoek ik tussen de struiken. Was de winter te droog? Heeft het te hard gevroren? En dan, een paar avonden na de zonnewende, stuit ik plotseling op een magische struik achter in het bos. De bladeren schitteren en stralen in het vale donker van de stad.

Het is verbluffend, grootser dan ik het me herinner van die oktoberavond. Ademloos sta ik te kijken naar het sprookjesachtige glinsteren van takken en bladeren, die heen en weer wiegen in de zomerwind.

Als ik mijn hand uitstrek om een van de glimwormen voorzichtig aan te raken besef ik met een schok dat het gloeiende blad leeg is. Het licht dat ervan afstraalt komt niet van een glimworm, het is de weerspiegeling van een felgroene laserlamp die ik nu tussen de bomen door zie stralen in de verte.

Somber fiets ik naar huis. Zouden ze verdwenen zijn? Ik lees overal Droogte, lichtvervuiling, verlies van leefgebied. Stevenen we af op een wereld zonder glimwormen?

Als de glimwormen langzaam wegvagen uit onze ervaring is dat niet alleen een verlies van biodiversiteit, maar ook van cultureel erfgoed. Het dier is aanwezig in onze taal, onze verhalen en associaties. ‘Animals are the old language of the imagination’‘one of the ten thousand tragedies of their disappearance would be a silencing of this 

De glimworm seint, ik versta ontheemding

Een week later is het raak. Een onooglijk gloeien tussen de wortels van een grote iep. Eén exemplaar. In de omgeving vind ik geen soortgenoten. Ik ga zitten op een boomstam vlak bij de wormkever, hopend dat dit gloeien de voorbode is van meer.

Geen idee hoelang ik er zit, ik durf niet op mijn telefoon te kijken uit angst dat mijn ogen dan te ongevoelig worden voor het donker en ik een lichtsignaal mis. De eenzame glimworm blijft dapper gloeien en doven.

Na alles wat ik erover las en hoorde, heb ik het gevoel dat ik deze piepkleine kever daar onder de struik begrijp. Niet op de psychologische manier waarop we andere mensen begrijpen, het is een dieper begrijpen, waarvan ik eigenlijk niet eens weet of het wel mogelijk is.

De glimworm seint haar onsentimentele licht en ik versta de zekerheid dat er ondanks al het verdwalen iets is dat de weg wijst, al stuurt het je de struiken in.

Een licht dat zegt: dit is wat het is. Een beetje gloeien in het donker en daarna de lange winterslaap, waaruit hopelijk, als de omstandigheden het toelaten, een volgende generatie ontwaakt.

Over de beelden Katrien Vermeire legt een mysterieus en prachtig natuurfenomeen vast dat we met het blote oog niet altijd kunnen waarnemen. Met haar camera volgt de Belgische fotograaf de paden van glimwormen in de nacht. Er lijkt een tweede wereld te ontstaan, de wereld van de nacht. Misschien zouden we ons daar eens wat vaker in moeten begeven.
(Bebe Blanco Agterberg, beeldredacteur)

https://decorrespondent.nl/13006/een-kerstverhaal-waarin-het-licht-een-keertje-niet-overwint/6187660581872-5f5db4acBekijk hier meer werk van Katrien Vermeire  

——–

Marjolijn barones van Heemstra (Amsterdam10 februari 1981) is een Nederlands schrijfster, theatermaakster en journalist.

Biografie

Van Heemstra is een lid van de adellijke, baronale oud-Friese familie Van Heemstra en een dochter van kinderarts Diederik Jan Maurits baron van Heemstra en orthopedagoge drs. Geziena Elizabeth Hegener. Van Heemstra groeide op in Capelle a/d IJssel en bracht eind jaren ’90 haar middelbareschooltijd door op de Wolfert van Borselenschool in Rotterdam-West waar zij geschiedenis kreeg van Ronald Sørensen  Vervolgens studeerde zij godsdienstwetenschappen.

Loopbaan

In 2009 kwam de eerste gedichtenbundel van Van Heemstra uit, Als Mozes had doorgevraagd, waarmee zij in 2012 de Jo Peters Poëzieprijs won. In 2011 schreef ze voor NRC een reeks columns, Welkom/Niet welkom, waarvoor zij onuitgenodigd en onaangekondigd op feesten en feestjes kwam. Voor Trouw schreef zij van 2012 tot 2019 ‘s zaterdags een column in de weekendbijlage Tijd. Op 15 mei 2011 was zij de gast in het televisieprogramma Het Vermoeden van de IKON. In september 2012 kwam haar eerste roman uit, De laatste Aedema. De dichtbundel Meer hoef dan voet verscheen in 2016. In 2017 kwamen de boeken Het groeit! Het leeft! en En we noemen hem uit. Deze laatste werd bekroond met de BNG Bank Literatuurprijs.

Zij is sinds 2005 verbonden aan het Theater Frascati te Amsterdam  en sinds 2013 ook aan Theater Rotterdam (het voormalig RO theater). Ze maakte vijftien theatervoorstellingen en was bij nog eens tien voorstellingen betrokken als schrijver of dramaturg.

Sinds 2019 is Marjolijn van Heemstra correspondent ruimtevaart bij De correspondent

Theatervoorstellingen

  • 2009 – Ondervlakte
  • 2011 – Family ’81
  • 2012
    • Bouta!, biografie van een macho
    • Mahabharata
  • 2013 – Garry Davis, de droom van een wereldburger
  • 2014
    • Jeremia, in samenwerking met Stichting Trouble Man
    • Als ik de liefde niet heb
  • 2015 – Bommenneef
  • 2017
    • Zohre, een Afghaans Nederlandse soap
    • Kruistocht, in samenwerking met Stichting Trouble Man
  • 2019
    • Stadsastronaut
    • Lawrence of Arabia, in samenwerking met Stichting Trouble Man

Publicaties

Onder meer

  • 2006
    • met Hanina Ajarai: Land van werk en honing. Verhalen van Marokkaanse moeders over hun migratie, over Marokkaanse vrouwen in Nederland, Bulaaq, Amsterdam, 2006
    • met Esther Gerritsen, Marijke Schermer en anderen: 4×4, Stichting Atelier Delphine, Amsterdam, 2006.
  • 2008 – met Hannah van Wieringen en Jibbe Willems: Gastschrijver: Blauwe maan, Lege plek, Taxi, toneelteksten, Frascati, 2008.
  • 2009
    • De verweerde charme van Paramaribo, artikel, National Geographic Traveler, No. 2 (2009), p. 71-74, No. 2 (2009), p. 71-74
    • Diep in de jungle van Suriname, artikel, National Geographic Traveler, No. 4 (2009), p. 53-56, No. 4 (2009), p. 53-56
    • Als Mozes had doorgevraagd, gedichten, Thomas Rap, Amsterdam, 2009
  • 2011 – met Michael de Kooter; Jonathan Roorda: Yucca Valley, zonder uitgever en plaats, 2011
  • 2012
    • De laatste Aedema, roman, De Bezige Bij, Amsterdam, 2012
    • met Anya Janssen: The shapeshifter, zonder uitgever en plaats, 2012. Ook video op DVD.
  • 2014
    • Meer hoef dan voet, gedichten, De Bezige Bij, Amsterdam, 2014
    • met Raymond Queneau en Rudy KousbroekStijloefeningen, De Bezige Bij, Amsterdam, 2014. Reeks Uitgeverij De Bezige Bij 70 jaar.
  • 2017
    • met Thomas Heerma van Voss, Jan van Mersbergen, Marieke Rijneveld en Daan Stoffelsen: Revisor 14, De Bezige Bij, Amsterdam, 2017
    • Het groeit! Het leeft! De eerste twee jaar met kind, columns, Cossee, Amsterdam, 2017
    • En we noemen hem, roman, Das Mag, Amsterdam, 2017 (bekroond met de BNG Bank Literatuurprijs 2017). Vertalingen:
      • (it) Il nome del figlio, Rizzoli, [Milano], 2019. Vertaling Laura Pignatti.
      • (de) Ein Name für Dich Roman, Atlantik, Hamburg, 2019. Vertaling Stefan Wieczorek.
      • (fr) Le prénom de mon oncle, Les Escales, Parijs, 2019. Vertaling Emmanuèle Sandron.
      • (en) In Search of a Name. A NovelSimon & Schuster, New York, 2020. Vertaling Jonathan Reeder.
  • 2018 – met Jelle Brandt CorstiusAs in tas, Dwarsligger, Amsterdam, [2018]. Reeks Dwarsligger, 528.
  • 2020
    • met Daan Stoffelsen en anderen: De oversteek, Singel Uitgeverijen, Amsterdam, 2020. Reeks: De revisor : tweemaandelijks literair tijdschrift voor Nederland en Vlaanderen, N.R. 25
    • Reistijd, bedtijd, ijstijd, gedichten, Das Mag, Amsterdam, 2020
  • 2021 – In lichtjaren heeft niemand haast. Pleidooi voor meer ruimte in ons levenopstelDe Correspondent, 2021 https://nl.wikipedia.org/wiki/Marjolijn_van_Heemstra

 

——–

Pestproblematiek is een ingewikkeld en vaak ongrijpbaar probleem

Ik heb heel goed nieuws voor veel ouders. Wanneer het zo mocht zijn dat je kind wordt gepest laat dan een ding duidelijk zijn

HET IS NOOIT DE SCHULD VAN JE KIND!

En dit is niet iets wat ik heb verzonnen.

Dit zijn feiten die naar voren zijn gekomen in verschillende wetenschappelijke onderzoeken.

Salmivelli en collegae hebben in 1996 als eerste beschreven welke rollen er bij een pestprobleem invloed hebben op de situatie. Er zijn naast het pestslachtoffer, meelopers, aanmoedigers en buitenstaanders.

In Nederland is sindsdien veel onderzoek gedaan naar pesten met als uitgangspunt dat pesten een groepsprobleem is .

Pesten wat is dat eigenlijk?

Een plagerijtje zo nu en dan, dat moet toch kunnen hoor je leerkrachten of omstanders zeggen!

Is het pesten wanneer je iemand uitlacht om zijn kleding? Of is het pesten als je ongevraagd een foto van een ander plaatst op Instagram? Dit zijn dagelijkse vragen die ik van ouders en leraren krijg binnen mijn praktijk.

Pesten heeft veel verschillende gezichten. Er zijn verschillende vormen zoals verbaal pesten, pesten door met spullen te gooien of kapot maken, buitensluiten en cyber pesten.

Even wat cijfers anno 2019:

Op school wordt 1 op de 10 kinderen gepest; 2 tot 3 kinderen per klas. Op het werk wordt 1 op de 8 werknemers gepest. in het bejaardentehuis wordt 1 op de 5 gepest. Online worden 2 op de 5 kinderen en tieners gepest.

Een situatie is geen plagen meer indien er sprake is van ongelijke machtsverhouding en indien het structureel plaats vindt!

Pesten is na 40 jaar nog steeds niet objectief meetbaar voor zowel pester als slachtoffer. Daarom is het van enorm belang om hulp te zoeken indien uw kind slachtoffer is van een pest situatie.

Wat kan je kind doen als het wordt gepest?

Het is van groot belang dat je kind zich niet alleen voelt staan. Ondersteuning is waardevol en helpt om de schade te beperken. Ik geef je graag 8 tips die direct van invloed kunnen zijn op de situatie van je kind! De reden dat een kind binnen een groepsprobleem het slachtoffer wordt heeft te maken met minder weerbaar gedrag. https://konfia.nl/pestproblematiek-is-een-ingewikkeld-en-vaak-ongrijpbaar-probleem/

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *