Pedofilie
Pedofilie (woord afkomstig uit het Oudgrieks; pais (παῖς, wortel paid- = ‘knaap’, ‘kind’) en philía (φιλία, ‘vriendschap’)) is een term die door deskundigen verschillend wordt gedefinieerd. Over het algemeen verwijst deze term naar mensen die zich seksueel aangetrokken voelen tot kinderen die nog geen secundaire geslachtskenmerken vertonen.[1] Wanneer iemand zich seksueel aangetrokken voelt tot jonge tieners tussen de 12 en 16 jaar, heet dit hebefilie. Wanneer iemand zich aangetrokken voelt tot oudere tieners tussen de 16 en 18 jaar, heet dit efebofilie. Tieners worden wettelijk nog niet geacht te kunnen instemmen met seksuele activiteiten, ongeacht de fase van hun lichamelijke rijping. In Nederland is 16 jaar de minimumleeftijd voor seksuele meerderjarigheid.
Pedofilie wordt als psychische aandoening gezien. Pedoseksualiteit, het verrichten van seksuele handelingen met personen jonger dan 16 jaar, wordt in Nederland gezien als een vorm van kindermishandeling en is strafbaar als kindermisbruik.
Verschil pedofilie en seksueel kindermisbruik
Pedofilie wordt vaak verward met seksueel kindermisbruik. Waar pedofilie verwijst naar een seksuele voorkeur voor jongeren onder de 13 jaar, betreft seksueel kindermisbruik strafbaar seksueel gedrag waarbij er sprake is van een leeftijds- en/of machtsrelatie tussen de dader en het minderjarige slachtoffer tijdens het contact en/of de handelingen die de minderjarige gedwongen wordt uit te voeren, te ondergaan of waarvan deze getuige is. Seksueel kindermisbruik is een overkoepelende term voor diverse strafbare seksuele gedragingen, zoals betasten, masturbatie in bijzijn van minderjarigen, minderjarigen seksuele handelingen laten verrichten, minderjarigen dwingen om seksueel (getinte) afbeeldingen van zichzelf te delen en orale, vaginale, anale penetratie met handen, geslachtdeel of voorwerpen.[2] Een deel van de minderjarigen die worden misbruikt is bovendien boven de 13 en bezit secundaire geslachtskenmerken; desalniettemin is er wel sprake van een machtsverschil en dus ongelijkheid.
Het verschil zit dus in het hebben van een bepaalde seksuele voorkeur en het plegen van seksuele handelingen met minderjarigen. Het ervaren van seksuele gevoelens voor minderjarigen is niet strafbaar, het verrichten van seksuele handelingen met minderjarigen wel. Bij het overgrote deel van plegers van seksueel kindermisbruik spelen andere motieven dan het hebben van een pedofiele voorkeur een rol.[3] Uit onderzoek is gebleken dat tussen de 25% en 50% van de mensen die seksueel kindermisbruik plegen, seksuele gevoelens voor minderjarigen heeft. De rest van de plegers, 50 tot 75% dus niet.[2] Zij behoren tot de zogenaamde gelegenheidsdaders of asociale daders. Binnen seksueel (kinder)misbruik worden drie categorieën onderscheiden:
- Preferentiële daders: Deze daders zijn pedofielen en handelen vanuit een pedofiele seksuele geaardheid. Een voorbeeld van een preferentiële dader is Roberts Miķelsons, bekend van de Amsterdamse zedenzaak;
- Gelegenheidsdaders: Zij verrichten seksuele handelingen met minderjarigen omdat ze behoefte aan seks hebben en de gelegenheid hebben tot seks met een minderjarige. Meestal zijn dit wat oudere minderjarigen met secundaire geslachtskenmerken, soms fungeert het misbruik als surrogaat voor een volwassen partner. Een typisch voorbeeld is een meerderjarige man die kwetsbare tieners probeert te verleiden, omdat dit relatief makkelijk seks oplevert. Er wordt aangenomen dat dit de grootste categorie kindermisbruikers betreft. Gelegenheidsdaders zijn derhalve niet per definitie pedofiel;
- A-sociale daders: Het gaat hen niet zozeer om met wie ze seks hebben maar om het uitleven van a-sociale (vaak gewelddadige) impulsen, waarbij een kind een makkelijk slachtoffer is omdat het minder weerbaar is. Dit betreft de kleinste groep daders maar kan makkelijk tot incidenten met een dodelijke afloop leiden. Een voorbeeld van een a-sociale dader is Marc Dutroux. Ook a-sociale daders zijn niet per definitie pedofiel.
DSM-IV en DSM-5
In het internationaal gehanteerde classificatiesysteem van psychische ziektebeelden, het zogenoemde Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-IV), valt pedofilie onder de categorie “psychoseksuele stoornissen” en staat daar opgesomd met de andere parafilieën: fetisjisme, transvestitisme, voyeurisme, exhibitionisme, masochisme en sadisme.
De DSM-IV-criteria voor pedofilie zijn:
- A. Gedurende een periode van ten minste zes maanden recidiverende intense seksueel opwindende fantasieën, seksuele drang of gedragingen met betrekking tot seksuele handelingen met een of meer kinderen in de prepuberteit (in het algemeen dertien jaar of jonger).
- B. De persoon gedraagt zich naar deze aandrang of de drang of fantasieën veroorzaken duidelijk lijden of interpersoonlijke moeilijkheden.
- C. Betrokkene is ten minste zestien jaar oud en ten minste vijf jaar ouder dan het kind of de kinderen uit criterium A.[4]
Om de diagnose pedofiele stoornis te kunnen stellen moet aan alle drie deze criteria voldaan zijn, en hoeft er geen sprake te zijn van lichamelijk seksueel contact met kinderen. Pedofilie is daarom niet synoniem aan het seksueel misbruiken van kinderen. Iemand die een kind seksueel heeft misbruikt wordt een pedoseksueel genoemd. Een pedoseksuele dader heeft echter niet per definitie een pedofiele stoornis, maar kan pedoseksueel gedrag vertonen als onderdeel van een antisociale generalistische levensstijl, zonder daadwerkelijk herhaaldelijke seksuele fantasieën of gedragingen te hebben die seksuele handelingen met een kind met zich meebrengen.[5]
De DSM-5 spreekt alleen over pedofilie bij een seksuele gerichtheid op prepuberale kinderen (meestal tot 13 jaar). In de klinische praktijk wordt soms ook de seksuele gerichtheid op beginnende pubers (hebefilie) en oudere pubers (ephebofilie) als parafilie aangemerkt. Seksuele interesse voor jongeren met secundaire geslachtskenmerken komt onder mannen echter algemeen voor. Biologisch gezien is dat normaal. Seksuele interacties met jongeren onder de ‘age of consent’ – in Nederland: onder de 16 jaar – zijn echter bij de wet verboden. Seksuele interacties met jongeren tussen de 16 en 18 jaar zijn in specifieke gevallen verboden [zie Hoofdstuk 10, Bijlage 5 Strafrechtelijk kader van verboden seksueel handelen]. Volwassen personen met een sterke seksuele belangstelling voor jongeren tussen de 13 en 18 jaar kunnen daaronder lijden (en problemen krijgen met justitie) en in verband daarmee een zorgbehoefte hebben. De classificatie ‘pedofiele stoornis’ is in zo’n geval echter onterecht.[6]
Tegenstanders van de opname van pedofilie in de DSM-IV wijzen vaak, naast de algemene kritiek op de DSM-IV, op de verwijdering van homofilie van deze lijst in 1973. Zij zien pedofilie als een vergelijkbare normale variant op seksualiteit. Het klopt dat pedofilie een seksuele gerichtheid is en dat is op zichzelf niet strafbaar. Het grote verschil tussen pedofilie en veel andere afwijkende seksuele voorkeuren is echter dat het een ongelijkwaardige relatie betreft: de volwassene heeft per definitie meer overzicht, macht en kennis dan het kind en daarmee kan er geen sprake zijn van wat informed consent wordt genoemd. Het kind kan onmogelijk een afgewogen beslissing nemen om de intieme en seksuele relatie al dan niet aan te gaan, door zijn afhankelijkheid en gebrek aan inzicht in langetermijnconsequenties. Daarom is het ook strafbaar en wordt het maatschappelijk verwerpelijk gevonden als er wordt gehandeld naar de voorkeur.[7]
Cijfers over pedofilie
Wegens het taboe op het onderwerp zullen weinig mensen vrijwillig toegeven dat zij zich seksueel tot kinderen aangetrokken voelen. Op basis van onderzoek gedaan in Duitsland, Noorwegen en Finland, ervaart naar schatting ongeveer 1-3% van de mannen gevoelens voor minderjarigen jonger dan 13 jaar.[8] In Nederland komt dit neer op 60.000 tot 180.000 mannen. Ongeveer een kwart van hen handelt naar hun voorkeur. Dat hoeft overigens geen hands-on misbruik te zijn – het downloaden van en masturberen bij kinderporno hoort hier ook bij.[7] Een kwart van de mensen met een seksuele voorkeur voor minderjarigen geeft aan dat zij zich hiervan bewust werden voor hun vijftiende levensjaar. Pedofilie komt ook voor onder vrouwen – de meeste mensen met een pedofiele voorkeur zijn echter man.[9]
Hulpverlening
In het veld van de hulpverlening zijn allerlei instanties op dit terrein actief. Onderscheid moet gemaakt worden in:
- vrijwillig aangegane hulp dan wel opgelegde hulpverlening aan pedofielen/-seksuelen (door justitie veroordeelde pedoseksuelen krijgen in alle gevallen hulpverlening opgelegd);
- hulpverlening aan slachtoffers.
Laagdrempelige hulpverlening wordt geboden door:
- in België de verschillende centra voor Algemeen Welzijnswerk (CAW);
- in Nederland sinds april 2012 de hulplijn Stop it Now!, een anonieme, laagdrempelige telefoonlijn die zich richt op volwassenen, vanuit de gedachte dat het voorkomen van seksueel kindermisbruik een verantwoordelijkheid van volwassenen is. Het is een (internationaal actieve) hulplijn voor mensen die zich zorgen maken over hun eigen gevoelens voor kinderen, of om het gedrag van iemand in hun omgeving.
Daarnaast wordt hulp geboden door het Bureau Vertrouwensartsen, het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) en de Stichting Ambulante Fiom, kortweg Fiom.
Geschiedenis
Pedofilie kwam reeds voor in het Klassieke Griekenland en Rome. Tegelijkertijd waren er echter moreel-psychologische standpunten die elke vorm van seksueel contact tussen volwassenen en minderjarigen veroordeelden zoals bij Plato of Suetonius.
Tot aan de 18e en 19e eeuw heerste in sommige plattelandsgebieden in Europa en Iran het fabeltje dat men “van een venerische ziekte kon genezen door de bijslaap (seksuele penetratie) met een dier of een klein meisje”, zoals onder de staatshoofden Mbeki en Zuma in Zuid-Afrika in het geval van een hiv-besmetting of aids beweerd werd.
Dergelijke praktijken hingen mede samen met de algemene mening dat kinderen kleine volwassenen waren, die alleen wat moesten groeien, maar verder precies hetzelfde behandeld konden worden. Dit betekende dat zij ook zwaar werk moesten doen zoals volwassenen, en dat seksuele toenadering tot een kind niet als misdadig of schade toebrengend werd gezien. Pas na de opkomst van de (kinder)psychologie in de 19e en 20e eeuw veranderde dit beeld.
In de jaren 70 en 80 van de 20e eeuw waren er vele organisaties die zich actief bezighielden met het propageren van pedofilie en de acceptatie ervan. Zo had de NVSH een Werkgroep Pedofilie die jarenlang het tijdschrift Naar Integratie Kinderseksualiteit (NIKS) uitbracht. De Dordtse uitgever Joop Wilhelmus heeft in die periode meerdere kinderpornografische tijdschriften uitgegeven zoals het blad Lolita. De Vereniging MARTIJN was de bekendste organisatie die zich in Nederland bezighield met de acceptatie van pedofilie. Op 27 juni 2012 heeft de rechtbank in Assen de vereniging verboden. Ook de voormalige Partij voor Naastenliefde, Vrijheid en Diversiteit was pro-pedofilie, en werd hierom in de volksmond zelfs aangeduid als de ‘pedopartij’. Overigens vormen de voorstanders geen homogeen blok en bestaan er verschillende zienswijzen over hoe pedofilie een plaats zou moeten hebben in de samenleving, zoals:
- Pedofilie accepteren als seksuele geaardheid (dus niet als ziekte of afwijking), zonder aanpassing van de wetgeving. Met andere woorden: pedofielen dienen in de samenleving te worden geaccepteerd maar moeten zich aan de bestaande zedenwetgeving houden;
- Meer nadruk op voorkomen van zedenmisdrijven en voor veroordeelden meer nadruk op preventie, behandeling en herintegratie dan op (slechts) vergelding;
- Bepleiting van meer openheid betreffende de seksualiteit van kinderen;
- Voorstellen tot het verlagen of schrappen van leeftijdsgrenzen voor vrijwillig seksueel contact. In de meest vergaande voorstellen wordt ieder seksueel contact tussen kinderen en volwassenen acceptabel bevonden zolang er geen dwang of geweld aan te pas komt;
- Voorstellen tot het gedeeltelijk of geheel legaliseren van kinderpornografie. Vaak wordt hier het argument aangehaald dat kinderpornografie als uitlaatklep kan dienen zodat men niet overgaat tot daadwerkelijk kindermisbruik.
In de jaren zeventig zette dr. Edward Brongersma zich in voor de verlaging van de minimumleeftijd voor seksuele contacten. Dr. Theo Sandfort publiceerde de onderzoeken Jongens over vriendschap en seks met mannen (1986) en Het belang van de ervaring (1988), waarin zijn conclusie was dat homoseksuele pedofiele contacten niet in alle gevallen schadelijk zijn voor het kind. Vergelijkbare conclusies werden getrokken door de Amerikaanse wetenschappers R. Bauserman, B. Rind en Ph. Tromovitch die een meta-analyse uitvoerden van bekende gegevens over seksuele ervaringen van jongens met mannen.[10] Dit rapport werd door het Amerikaanse House of Congress formeel afgekeurd, wat tot heftige wetenschappelijke en morele discussies leidde.
Afbakening
Hoewel er, net als bij alle vormen van seksualiteit, een uitgebreide nuancering in de ‘mate van’ pedofilie te maken is, wordt in het dagelijks gebruik de term pedofilie voor het hele spectrum gebruikt. Het begrip pedofiel wordt echter ook gebruikt buiten de omschreven kaders. Voorbeelden hiervan zijn:
- Kindermisbruik in het algemeen terwijl zoals eerder vermeld pedofilie niet hiermee samenhangt;
- Volwassen personen met een groot leeftijdsverschil;
- Volwassen personen die zich aangetrokken voelen tot personen van wie zij onterecht denken, op grond van duidelijke secundaire geslachtskenmerken, dat deze meerderjarig zijn (de Amerikaans-Engelse uitdrukking hiervoor is jailbait, gevangenislokaas);
- Een jonger stel met een relatief groot leeftijdsverschil, vooral wanneer de oudere partner wel de minimumleeftijd voor vrijwillig seksueel contact heeft bereikt maar de jongere partner nog niet (bijvoorbeeld een 15-jarige met een 18-jarige);
- Kinderen van ongeveer dezelfde leeftijd die ‘doktertje spelen’ of wat oudere kinderen die met seks experimenteren;
- Lichamelijke intimiteit tussen volwassenen en kinderen zonder seksuele intentie of schennis van de eerbaarheid;
- Afbeeldingen van naakte kinderen in legitieme situaties (bijvoorbeeld in het zwembad of aan het strand, niveau 1 en 2 van de Copine-schaal);
- Als scheldwoord (‘pedo’).
Dit oneigenlijk gebruik en stereotypering van de term pedofiel heeft een aantal gevaren:
- Het gevaar wordt zo algemeen en het beeld zo beperkt, dat men de daadwerkelijke ‘zieke’ personen en ‘strafbare’ handelingen niet meer ziet. Publieke angst richt zich vaak op reeds veroordeelde personen of op de ‘enge man in de bosjes’, terwijl het gevaar van misbruik uit de bekendenkring het grootst is en misbruik ook vaak wordt gepleegd door personen die niet pedofiel zijn;
- Er kan een heksenjacht ontstaan op onschuldige personen;
- Personen die al in de fout zijn gegaan krijgen hoegenaamd geen kans meer, ook als ze hun straf hebben uitgediend en tot inkeer zijn gekomen. Hierdoor bestaat de kans dat ze zich uit de maatschappij terugtrekken en opnieuw zedenmisdrijven zullen plegen. In de Verenigde Staten bestaan leefgemeenschappen van voormalige zedendelinquenten die elders nergens meer als buurtgenoot worden getolereerd;
- Relatief lichte vergrijpen en grensgevallen worden buitensporig zwaar afgestraft omdat ze binnen de definitie van zedenmisdrijven vallen. Men kan denken aan de eerdergenoemde relatie tussen een 18-jarige en een 15-jarige;
- Vaak vindt zowel bij schuldigen als onschuldigen eigenrichting plaats, zoals naming and shaming, vandalisme, bedreiging, stalking of mishandeling;
- Normale intimiteit met en seksualiteit van kinderen wordt taboe, hetgeen een gezonde ontwikkeling van kinderen belemmert;
- Mensen durven uit angst voor (valse) beschuldigingen niet meer met kinderen te werken, of worden door protesten van ouders hiervan weerhouden. Een voorbeeld is de aversie tegen mannelijke kinderverzorgers na de Amsterdamse zedenzaak.[11]
Zie ook
- Kinderlokker
- North American Man/Boy Love Association (Nambla)
- Seksueel misbruik binnen de Rooms-Katholieke Kerk
- Seksueel grensoverschrijdend gedrag
- Seksueel misbruik
Externe links
- J.C.R.M. Verhulst, Psychiatrie een inleiding (1987), uitgave Wolters-Noordhoff
- J.S. Reedijk, Psychiatrie, Uitgave De Tijdstroom.
- G.A. Ladee, Encyclopedie van de psychiatrie en psychotherapie, Uitgave Elsevier
- Zedenalmanak, Uitgave Ministerie van Justitie Den Haag
- WODC (2002) Seksuele Delinquentie
- ↑ M. Seto. Seto, M.C. (2016). The puzzle of male chronophilias. Archives of Sexual Behaviour. Advance online publication. doi: 10.1007/s10508-016-0799-y.
- ↑ Omhoog naar:ab Expertisebureau Online Kindermisbruik. Gearchiveerd op 15 maart 2021.
- ↑ a. Ames, M. Ashley, Houston, David A. (August 1990). Legal, social, and biological definitions of pedophilia. Archives of Sexual Behavior19 (4): 333–42. ISSN: 0004-0002. PMID2205170. DOI: 10.1007/BF01541928.
b. Lanning, Kenneth V., Child Molesters: A Behavioral Analysis. National Center for Missing and Exploited Children (2010). Gearchiveerd op 24 december 2010.
c. Fagan PJ, Wise TN, Schmidt CW, Berlin FS (November 2002). Pedophilia. JAMA288 (19): 2458–65. PMID12435259. DOI: 10.1001/jama.288.19.2458. Gearchiveerd van origineel op 4 maart 2020. Geraadpleegd op 20 november 2021.
d. Hall RC, Hall RC (2007). A profile of pedophilia: definition, characteristics of offenders, recidivism, treatment outcomes, and forensic issues. Mayo Clinic Proceedings82 (4): 457–71. PMID17418075. DOI: 10.4065/82.4.457. - ↑ (en) DSM-IV tekst pedophilia
- ↑ psycholoog.nl. Gearchiveerd op 14 november 2020.
- ↑ GGZstandaarden.nl. Gearchiveerd op 11 juni 2020.
- ↑ Omhoog naar:ab Jules Mulder. Pedofielen en misbruikplegers: voorkeur, gedrag en preventie van seksueel geweld. ISBN 9789088508646.
- ↑ M. Seto. M. Seto, “Is Pedophilia a Sexual Orientation?”, Archives of Sexual Behavior Volume 41, Issue 1, februari 2012, p. 232..
- ↑ Ryan C.W. Hall et al., “A Profile of Pedophilia: Definition, Characteristics of Offenders, Recidivism, Treatment Outcomes, and Forensic Issues”, Mayo Clinic Proceedings Volume 82, Issue 4, april 2007, p. 458..
- ↑ NOTEN. demon.nl. Gearchiveerd op 5 augustus 2020.
- ↑ Van Dijk D., Schipper M, De Telegraaf, Mannen ter discussie, 14 december 2010.
https://nl.wikipedia.org/wiki/Pedofilie
Een van de ergste pedo’s van Groot-Brittannië ‘vermoord’ in cel
Een Brit die in 2016 tientallen keren levenslang kreeg voor seksueel misbruik van bijna 200 kinderen in Azië, is dood aangetroffen in zijn cel in York. Richard Huckle (33) werd volgens Britse media doodgestoken.
Dat zou gisteravond zijn gebeurd met een geïmproviseerd mes. Huckle, afkomstig uit Ashford in het graafschap Kent, werd in 2016 veroordeeld tot maar liefst 22 keer levenslang. Dit nadat hij 71 beschuldigingen van seksueel misbruik van kinderen tussen de zes maanden en 12 jaar had toegegeven. Hij pleegde de feiten tussen 2006 en 2014 in Azië, meer specifiek Maleisië en Cambodja.
Huckle werd eind 2014 gearresteerd op de luchthaven van Londen-Gatwick toen hij naar huis kwam om kerstmis te vieren met zijn ouders. De arrestatie volgde op een tip van iemand uit Australië aan het Britse Nationale Misdaadagentschap (NCA).
De Brit bezocht Azië voor het eerst tijdens een tussenjaar na zijn middelbare schoolexamen. De toen 18-jarige Brit gaf Engelse les en vergreep zich in die tijd al aan kinderen. Daarmee ging hij door tijdens zijn vrijwilligerswerk in Maleisië en Cambodja. Hij kreeg toegang tot zijn slachtoffers door zich voor te doen als missionaris.
In zijn computer vond de politie ruim 20.000 versleutelde foto’s en video’s van zijn vergrijpen. Er zat ook een online handboek tussen van zestig pagina’s, genaamd Pedophiles And Poverty: Child Lover Guide (Pedofielen en Armoede: gids voor kinderliefhebbers). Het boek was bedoeld als gids voor mensen die kwetsbare kinderen uit arme buurten in Azië willen misbruiken. Huckle had ook een soort dagboek waarin hij het misbruik van 191 kinderen beschreef en zichzelf punten gaf, afhankelijk van de perversiteit van het misbruik.
https://www.ad.nl/buitenland/een-van-de-ergste-pedo-s-van-groot-brittannie-vermoord-in-cel~aa25b19f/?referrer=https%3A%2F%2Fwww.google.nl%2F
‘Steeds meer bewijs dat pedofilie al in baarmoeder ontstaat’
Pedofielen hebben een grote kans linkshandig te zijn, vaste oorlellen te hebben en een open gehemelte. Deze kleine lichamelijke afwijkingen ontwikkelen zich gelijktijdig tijdens de zwangerschap. Dat bewijst volgens wetenschappers dat pedofilie zich al in de baarmoeder ontwikkelt.
Onderzoekers van de University of Windsor in Canada onderzochten 140 patiënten van een psychiatrisch ziekenhuis die verontrustend of verboden seksueel gedrag vertoonden. De aanname dat pedoseksuelen vaak zelf ook in hun jeugd misbruikt zijn, klopt volgens de wetenschappers waarschijnlijk niet.
,,Er is steeds meer bewijs dat de basis van pedofilie ligt in de ontwikkeling van het brein”, zegt Fiona Dyshniku, leider van het onderzoek, in de Daily Telegraph. ,,Als blijkt dat pedofilie een biologische en prenatale oorsprong heeft, dan zal dat van invloed zijn op de behandeling van deze groep, en die hopelijk verbeteren.”
De bevindingen suggereren dat kindermisbruikers al in een vroeg stadium herkend kunnen worden, voordat ze een misdaad begaan.
Afwijkingen
Afwijkingen aan het gezicht ontwikkelen zich tijdens de eerste vier maanden van de zwangerschap, uit hetzelfde weefsel waaruit het zenuwstelsel ontstaat. De afwijkingen kunnen ook ontstaan door blootstelling aan virussen, complicaties tijdens de zwangerschap, alcohol, drugs of ondervoeding. Ze komen vooral bij mannen voor, wat er op kan wijzen dat het mannelijke brein gevoeliger is voor verstoringen tijdens de prenatale ontwikkeling.
De onderzoekers constateerden dat pedofielen vaak ook lichamelijke afwijkingen hebben als een open gehemelte, een kromme pink, een derde teen die langer dan de tweede is of een grote afstand tussen de grote en de tweede teen.
,,Jarenlang werd gedacht dat kindermisbruik aangeleerd gedrag was, door daders die zelf als kind misbruik zijn”, zegt klinisch neuropsycholoog en medeonderzoeker Rachel Fazio. Dat speelt in sommige gevallen mee, maar dat is niet het geval met werkelijke pedofilie.”
https://www.ad.nl/wetenschap/steeds-meer-bewijs-dat-pedofilie-al-in-baarmoeder-ontstaat~ae48c871/
Hebefilie
Hebefilie is de seksuele voorkeur van een volwassene voor puberende, jong-adolescente kinderen, grofweg jonge tieners van 11 tot 14 jaar oud. Het verschilt van pedofilie (de voorkeur voor pre-puberale kinderen) en efebofilie (de voorkeur voor post-puberale adolescenten), verwante chronofilieën. De term hebefilie verwijst uitsluitend naar een primaire of exclusieve seksuele voorkeur voor jonge adolescenten in de puberteit, niet naar eender welk niveau van seksuele aantrekking voor deze groep.
Het begrip is omstreden. Hoewel er voorstellen toe zijn gedaan, is hebefilie niet erkend als parafilie of psychische aandoening.
https://nl.wikipedia.org/wiki/Hebefilie
Efebofilie
Efebofilie is de seksuele voorkeur voor adolescenten, grofweg van 15 tot 19 jaar oud.
De term verscheen voor het eerst in de 19e eeuw en werd vooral gebruikt om te verwijzen naar de homoseksuele liefde van oudere mannen voor adolescente jongens. Sinds de 20e eeuw hanteren onderzoekers het begrip los van geslacht of seksuele geaardheid. Efebofilie is een van verschillende zogenaamde chronofilieën; seksuele voorkeuren voor bepaalde leeftijdscategorieën. Sommige onderzoekers onderscheiden efebofilie van pedofilie (voorkeur voor pre-puberale kinderen) en hebefilie (voorkeur voor puberende jonge adolescenten). Efebofilie is niet erkend als parafilie of psychische aandoening. De noemer blijft omstreden.
Etymologie
De term ‘efebofilie’ is afgeleid van de Oudgriekse woorden ἔφηβος (ephēbos), wat vertaald kan worden als ‘iemand die de puberteit heeft bereikt’, ‘iemand die geregistreerd is als burger‘ (in Athene) of ‘arriveren op het landgoed van de man’, en φιλία (philia), wat ‘liefde’ betekent.
De term verscheen voor het eerst in het Frans als éphébophilie, in Tares et Poisons: Perversion et Perversité Sexuelles (1896) van Georges Saint-Paul. De Nederlandse psycholoog Frits Bernard gebruikte de Nederlandse vertaling in 1950. In 1960 verscheen werk van Bernard onder een pseudoniem in het homoblad Vriendschap; daarin wordt de term toegedicht aan Magnus Hirschfeld.
Geschiedenis
In sommige culturen is of was efebofilie geaccepteerd. In het oude Athene was het gebruikelijk dat volwassen mannen en adolescente jongens seksuele handelingen met elkaar verrichtten; dit stond bekend als pederastie.
Efebofilie kwam voor in het oude Griekenland. Plato beschreef deze praktijken in zijn werk Symposion. Het betrof veelal contacten tussen een man en een opgroeiende jongen (de leeftijd van de jongen was meestal tussen 12 en 18). De contacten tussen de volwassen man en de jongen werden wel op Grieks aardewerk (bijvoorbeeld in drinkschalen) afgebeeld. Ook in het Romeinse Rijk was pedofilie, zij het uitsluitend in de omgang met slaven, een algemeen aanvaarde praktijk. Het geliefde slavenkind of schandknaapje waarmee vrije mannen toen seksuele betrekkingen hadden, werd een delicium-kind genoemd.[1]
De seksuele moraal lag toentertijd duidelijk anders dan nu. Waar tegenwoordig het machtsverschil tussen volwassene en kind als een belangrijk argument tegen de pedofilie geldt, lag dit toen anders. Het was voor het opgroeien van een jongeling nuttig om een intensief contact met een oudere te hebben, die voor hem ook als een soort beschermheer optrad, en de jongeling hielp bij zijn verdere carrière. Men koesterde voor zo’n schandknaapje niet alleen seksuele, maar vaak ook liefdevolle, vaderlijke gevoelens. Bovendien was in het Oude Rome de notie privacy totaal onbekend. Kinderen sliepen in de slavenvertrekken bij hun voedster of opvoeder en werden in deze transparante omgeving dus al op erg vroege leeftijd geconfronteerd met seks en lichamelijke intimiteit.
Situatie in Nederland
De in 2014 opgeheven Nederlandse pressiegroep MARTIJN richtte zich op de acceptatie van efebofilie en in mindere mate op pedofilie. Zij meende dat kinderen boven de twaalf jaar in staat zijn als volwassenen te oordelen over relaties,[bron?] wat in westerse samenleving wordt verworpen.[bron?]
In Nederland begint de seksuele meerderjarigheid vanaf 16 jaar. Seks met minderjarigen is strafbaar. De Nederlandse wet schrijft bij geslachtsverkeer met kinderen van twaalf tot zestien jaar lagere straffen voor dan voor onder de twaalf jaar.[2][3] De rechter moet in elk geval zelf beslissen of de oudere partner strafbaar is (dit is bijvoorbeeld niet het geval als een puber een wat oudere vriend(in) heeft). Kinderprostitutie tot achttien jaar is wel zonder meer verboden,[4] evenals pornografie.[5]
In de populaire cultuur
In de film en literatuur van de twintigste eeuw zijn de thema’s ‘efebofilie’ en ‘hebefilie’ terechtgekomen. Voorbeelden daarvan zijn het verhaal De dood in Venetië van de Duitse auteur Thomas Mann (hierin wordt een oudere man hevig verliefd op een veertienjarige jongen) en de roman Lolita van de Russische auteur Vladimir Nabokov (hierin wordt een oudere man hevig verliefd op een twaalfjarig meisje). In de verfilmingen van Lolita wordt het meisje als iets ouder voorgesteld, namelijk dertien en veertien jaar. De Nederlander Rudi van Dantzig beschreef in de autobiografische roman Voor een verloren soldaat (1986) een relatie van een elfjarige jongen met een oudere Canadese soldaat. In de film Manhattan (1979) van Woody Allen heeft een zeventienjarig schoolmeisje een relatie met een man van 41. Het boek Der Vorleser van Bernhard Schlink begint met de erotische relatie tussen de vijftienjarige Michael Berg en de 21 jaar oudere Hanna Schmit. Call Me by Your Name handelt over de romance tussen een Amerikaanse professor en de zeventienjarige Elio. Dit boek uit 2007 van André Aciman werd in 2017 verfilmd. In de film An education (2009) krijgt een zestienjarig meisje een relatie met man die tweemaal zo oud is. De film Licorice Pizza (2021, Paul Thomas Anderson) draait om de aantrekkingskracht tussen een 25-jarige vrouw en een vijftienjarige jongen.
Zie ook
- ↑ Laes, Christian, Kinderen bij de Romeinen, Zes eeuwen dagelijks leven, Davidsfonds, Leuven, 2006, p. 284. Gearchiveerd op 26 juni 2023.
- ↑ Artikel 244 Wetboek van Strafrecht
- ↑ Artikel 245 Wetboek van Strafrecht
- ↑ Artikel 248b Wetboek van Strafrecht
- ↑ Artikel 240b Wetboek van Strafrecht
https://nl.wikipedia.org/wiki/Efebofilie
Parafilie
Parafilie (van het Griekse para (παρά) = naast, en -philia (φιλία) = houden van) is een term uit de psychiatrie voor een groep seksuele afwijkingen waarbij het erotische contact met een gelijkwaardige partner niet volstaat om seksuele opwinding en orgasme te bereiken.[1] De parafilieën lopen uiteen van voor andere mensen geheel onschadelijke gedragingen tot zeer schadelijke, en daartoe mogelijk leidende fantasieën. Voorbeelden zijn seksuele opwinding door voorwerpen (fetisjisme), (gespeeld) agressief of vernederend gedrag, maar ook seksuele handelingen met kinderen behoren tot het spectrum. Er is sprake van een parafiele stoornis wanneer een parafilie een schadelijke uitwerking heeft op de betrokkene of derden.
Categorisering
De psychiatrie maakt een onderscheid tussen parafiliën en parafiele stoornissen waarbij parafilieën op zichzelf geen behandeling behoeven. Van een stoornis is sprake wanneer iemand last ondervindt van een bepaalde parafilie of wanneer die parafilie schade aan andere personen toebrengt.[2]
De parafiele stoornissen worden in DSM-5 gecategoriseerd in de volgende categorieën:[3]
|
|
Geschiedenis
De term parafilie werd gelanceerd door psychiater Wilhelm Stekel in de jaren twintig van de 20e eeuw. De term werd opnieuw onder de aandacht gebracht door de seksuoloog John Money als een aanduiding voor ongebruikelijke seksuele interesses. Psychologen en psychiaters zijn eind 19e eeuw begonnen met het categoriseren van parafilieën om een duidelijker beeld te krijgen van de wettelijke en religieuze concepten van sodomie en perversie.[bron?]
In 1952 werd de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders opgesteld. Hierbij werden seksuele deviaties opgenomen onder de groep persoonlijkheidsstoornissen. Hieronder vielen homoseksualiteit, transvestisme, pedofilie, fetisjisme. In 1968 werden in DSM-II de seksuele deviaties ondergebracht in een eigen subgroep en los gezien van persoonlijkheidsstoornissen, maar gedefinieerd als een fascinatie op objecten, een afwijking van met coïtus geassocieerde seksualiteit, of coïtus uitgevoerd onder bizarre omstandigheden. Er werden tien categorieën opgenomen: homoseksualiteit, fetisjisme, pedofilie, transvestisme, exhibitionisme, voyeurisme
In 1980 nam in DSM-III parafilie op als naam voor de categorie. De parafilieën die onderscheiden werden waren: fetisjisme, transvestisme, zoöfilie, pedofilie, exhibitionisme, voyeurisme, en de restcategorie atypische parafilie. Parafilieën zijn in DSM-III psychiatrische seksuele stoornissen met een voornamelijk psychologische etiologie, die gekenmerkt worden door een “afwijkend seksueel object”. Homoseksualiteit verdween in 1980 uit de lijst van parafilieën.
In 1987 verscheen DSM-III R waarbij een A- en B-criterium werd ingevoerd. Hierbij werd voor diagnoses een voorwaarde geïntroduceerd voor parafiel openlijk gedrag. Ook werd er een schaal voor de ernst van een parafilie gegeven: mild (duidelijk lijden zonder gedrag), middelmatig (af en toe parafiel gedrag) en ernstig (herhaaldelijk wordt parafiel gedrag gesteld).
Bij het verschijnen van DSM-IV bleef de categorisering in stand. Het B-criterium voor het daadwerkelijk gedrag werd uitgebreid met een criterium voor klinisch significant lijden of sociale of beroepsmatige beperkingen. In het DSM-IV werden de volgende parafilieën omschreven:[4]
|
Verder vermeldde het handboek nog een restgroep ‘niet anderszins omschreven’. Bij deze restgroep hoorden necrofilie (lijken), klismafilie (rectaal inbrengen van vloeistof), coprofilie (ontlasting), telefoonscatologie (obsceniteiten over de telefoon), urofilie (urine) en partialisme (lichaamsdelen). Vanwege de onderliggende seksuele drang zou ook apotemnofilie (een sterk overheersend verlangen om een of meer gezonde ledematen te laten amputeren, vaak zonder chirurgisch toezicht of begeleiding) hieronder gerekend kunnen worden, deze is echter niet opgenomen in DSM-IV.
Het DSM-IV werd in 2013 opgevolgd door het DSM-5, waarvan een jaar later ook een Nederlandse vertaling verscheen. In het DSM-5 is onder andere een onderscheid tussen parafilieën en parafiele stoornissen ingevoerd.
Controverse
In de wereld van de psychologie en psychiatrie bestaat al geruime tijd discussie over de classificatie van parafilieën als psychische aandoening. Er is een stroming die stelt dat de classificatie te veel berust op maatschappelijke visies en normen. Men trekt dus de fundamentele psychopathologische aard van parafilieën in twijfel en stelt dat deze uit de handboeken geschrapt moet worden. Anderen menen dat de parafilieën niet als zodanig geschrapt hoeven te worden, maar wel scherpere criteria behoeven. Homofilie en zoöfilie zijn als zelfstandige parafilie inmiddels uit de classificatie verdwenen.
- ↑ D. van de Putte, Parafilieën: een mannenzaak? De betekenis van de sex-ratio van parafilieën. Tijdschrift voor Psychiatrie, 34, 2, 1992.
- ↑ Hanneke de Graaf, “Van alle leeftijden, De seksuele levensloop van conceptie tot overlijden”, uitg. Rutgers WPF, 2013, p. 69.
- ↑ Luk Gijs, Waarheen met de parafilieën in DSM-5?, Tijdschrift voor seksuologie, 2013
- ↑ Parafilie bij Psychologie online
https://nl.wikipedia.org/wiki/Parafilie
Jailbait (letterlijk vertaald uit het Engels: ‘gevangenislokaas’) is jargon[1] voor een persoon die jonger is dan de wettelijke minimumleeftijd voor seksuele activiteit en meestal ouder lijkt, met de implicatie dat een meerderjarige hen seksueel aantrekkelijk zou kunnen vinden.[2]
De term jailbait is afgeleid van het feit dat de minderjarige die seksueel aantrekkelijk wordt geacht een verleiding voor een oudere persoon kan zijn om een seksuele relatie aan te knopen met het risico naar de gevangenis te worden gestuurd als hij wordt betrapt
https://nl.wikipedia.org/wiki/Jailbait_(jargon)
Spanning en frustratie komen er vaak in de vorm van seksualiteit uit.
~ Seksuoloog Erik Van Beek.
https://www.nu.nl/binnenland/2613028/hard-aanpakken-pedofiel-werkt-niet.html?referrer=https%3A%2F%2Fwww.google.nl%2F