…en dan nog iemand en nog iemand en nog…

Iemand stelt de vraag

1

Het was een geweldig feest
er stierven drie mensen
een van ouderdom
een door alcohol
een omdat hij vocht met de slang

O maar er werd gezongen
gedanst en gedronken!
De pijp ging rond en de pruim
oude verhalen werden nieuw
opa´s stonden in hoog aanzien
die zeiden dat het zo altijd was geweest
en altijd zo zou blijven
en de kinderen bleven erbij
tot ze niet meer konden.
O maar er werd gedanst
en gevrijd bij het leven
een dag een nacht en een dag!

Tot het zout op was
de kruiken leeg
en de schelpen door de kroegbaas
weer afgepakt
toen wankelden ze lachend de berghelling op
sliepen hun roes uit in het gras
een nacht en een lange dag

Terwijl ze sliepen
reden
beladen met het werk van hun handen
in kratten en balen verpakt
in bewaakte colonnes
de vrachtwagens naar de stad

de stad van de banken en de congressen
de stad van de krotten en open riolen
de stad van de mooie dames met chauffeur
de stad van de hoeren voor een knaak
de stad waar iedereen verdient het zout in de pap
iedereen die een vinger in de pap heeft
de stad waar ze altijd van droomden
de stad die ze nooit zouden zien.

2

Verzet begint niet met grote woorden
maar met kleine daden

zoals storm met zacht geritsel in de tuin
of de kat die de kolder in z´n kop krijgt

zoals brede rivieren
met een kleine bron
verscholen in het woud

zoals een vuurzee
met dezelfde lucifer
die de sigaret aansteekt

zoals liefde met een blik
een aanraking iets dat je opvalt in een stem

jezelf een vraag stellen
daarmee begint verzet

en dan die vraag aan een ander stellen.

3

iemand weigert de schelp
iemand houdt op met dansen
iemand smijt de kroegbaas de kruik in ´t gezicht
iemand zegt opa de pest met je oude verhalen
iemand wil het alfabet leren

iemand pakt de opzichter z´n zweep af
iemand steelt een geweer
iemand zegt dit is mijn grond
iemand staat zijn dochter niet af aan de landheer
iemand antwoordt niet met twee woorden

iemand houdt zijn graan verborgen
iemand viert geen feest als de vrachtwagens komen
iemand spuugt op de grond als hij de soldaten ziet
iemand snijdt de banden door
iemand verschuilt zich in het woud

iemand droomt niet meer
iemand richt zich op
iemand is voor altijd wakker
iemand stelt de vraag
iemand verzet zich

en dan nog iemand
en nog iemand
en nog.


Remco Campert
uit Betere tijden
De Bezige Bij Amsterdam 1970

Fragment: Zomergasten • 2 sep 2001 21:10

Achter het Nieuws: Remco Campert en Frits Lambrechts bij herdenkingsdienst

Bij de herdenkingsdienst van oud minister president en PVDA-voorman Joop den Uyl in de nieuwe kerk te Amsterdam, droeg Remco Campert het gedicht “Iemand stelt de Vraag” voor en zong Frits Lambrechts een lied. Martin Bril wilde het fragment tonen om iets te kunnen zeggen over zijn haat-liefde relatie met het socialisme. Hij wordt ontroerd door Camperts sociaal-democratisch getinte gedicht, maar wordt tegelijk onpasselijk van Lambrechts pathetische ‘Voorwaarts en niet vergeten’.

Solidariteitslied

Johannes Marten (Joop) den Uijl (Hilversum9 augustus 1919 – Amsterdam24 december 1987) was een Nederlands politicus van de Partij van de Arbeid (PvdA). Van 1973 tot 1977 was hij minister-president van Nederland. Zijn achternaam luidde officieel ‘Den Uijl’, maar hij gebruikte altijd de spelling ‘Den Uyl’.

Den Uyl, afkomstig uit een gereformeerd gezin en eerder werkzaam als ambtenaar en journalist, bestuurde vanaf 1949 het wetenschappelijk bureau van de PvdA. Via de Amsterdamse gemeenteraad kwam hij in 1956 in de Tweede Kamer. Na een wethouderschap in Amsterdam diende hij in het kabinet-Cals (1965-1966) als minister van Economische Zaken. Zijn grootste bekendheid vergaarde hij daarna: eerst als fractievoorzitter, progressief oppositieleider en premier van zijn eigen schaduwkabinet, vervolgens als minister-president na de Tweede Kamerverkiezingen 1972.

Het kabinet-Den Uyl (1973-1977) beschikte over een ruime parlementaire meerderheid en was qua samenstelling het progressiefste kabinet in de parlementaire geschiedenis. Het kabinet probeerde de in zijn ogen bestaande ongelijkheid te bestrijden door overheidsinvesteringen, belastingmaatregelen en uitbreidingen van de sociale voorzieningen, maar moest vanaf 1975 vanwege economische tegenwind de uitgaven beperken. Tegelijkertijd kreeg Den Uyl als premier te maken met de oliecrisis van 1973 (die leidde tot de invoering van de autoloze zondag), de Lockheed-affaire, de zaak-Menten en de Surinaamse onafhankelijkheid. Het kabinet kwam voortijdig ten val door de kabinetscrisis over de grondpolitiek.

Na de Tweede Kamerverkiezingen 1977 volgde een nieuwe periode in de oppositie, een kortstondig ministerschap van Sociale Zaken in het ‘vechtkabinet’ Van Agt II (1981-1982) en een laatste ronde in de oppositie tegen de kabinetten-Lubbers. Den Uyl werd in 1986 opgevolgd als fractie- en partijleider door Wim Kok. Hij bleef hierna Kamerlid tot aan zijn dood in december 1987.

Den Uyl maakte naam als een idealistisch, maar ook polariserend politicus. Met zijn pleidooi voor “de verbeelding aan de macht” en de maakbare samenleving sprak hij zich uit voor de kracht van ideeën en idealisme. In de Nederlandse ministerraad domineerde hij tegelijkertijd zeer sterk en was hij meer de felle vechter voor eigen standpunten dan de samenbindende leider.

Jeugd en loopbaan

Den Uyl werd geboren in een streng gereformeerd gezin. Zijn vader Johannes was mandenmaker en had een winkel in rietwerk. Hij overleed toen Den Uyl tien jaar oud was.

Den Uyl bezocht van 1931 tot 1936 het Christelijk Lyceum in Hilversum. Als puber gaf hij in enkele opstellen blijk van zijn afkeer van het socialisme met zijn “klassenstrijd” en “vele andere verderfelijke leerstellingen”. Den Uyl had sympathieën voor Adolf Hitler. Deze kwamen tot uitdrukking in opstellen die hij tijdens zijn schooltijd schreef. Daarin sprak Den Uyl van een „herboren, zelfbewust [Duits] volk” dat in „eensgezindheid om den Führer (was) geschaard”. In dezelfde opstellen uitte hij echter ook zijn afwijzing van de rassenleer en derhalve Jodenvervolging. Den Uyl was enkele jaren lid van de gereformeerdeantirevolutionaire politieke jongerenvereniging ARJA (later Anti-Revolutionaire JongerenstudieclubsARJOS); in verkiezingstijd verspreidde hij propagandamateriaal voor de Anti-Revolutionaire Partij. Na zijn middelbare school studeerde Den Uyl economie aan de Universiteit van Amsterdam. Hij was actief lid van de gereformeerde studentenvereniging SSRA te Amsterdam.

Toen Duitsland in 1940 Nederland binnenviel, nam Den Uyl uit innerlijke overtuiging duidelijk afstand van het nationaalsocialisme, aldus zijn biografe Anet Bleich. Het kwam tot een definitieve breuk toen een Joodse vriendin, Leonie Norden, op transport naar Oost-Europa werd gesteld. In de loop van de oorlog keerde hij daarbij ook zijn gereformeerde achtergrond langzaam de rug toe. Den Uyl beschouwde zichzelf vanaf toen als agnost.

In de eerste helft van 1942 behaalde hij te Amsterdam nog zijn doctoraalexamen. Vanaf 1942 tot het einde van de Duitse bezetting op 6 mei 1945 was hij ambtenaar bij het Rijksbureau Prijsvorming Chemische Producten (RB PCP) van het departement van Economische Zaken onder secretaris-generaal Hans Hirschfeld in Den Haag. In die periode kwam hij in contact met de illegale Parool-groep en was hij medewerker van het illegale blad De Nieuwe Vrijheid.

Na de Tweede Wereldoorlog werd Den Uyl journalist bij Het Parool en Vrij Nederland. Van januari 1949 tot 1963 was hij directeur van de Wiardi Beckman Stichting, het wetenschappelijk bureau van de PvdA. Onder zijn leiding werd veel gepubliceerd. Bekende uitgaven waren ‘Om de kwaliteit van het bestaan’ en ‘De weg naar de Vrijheid’. Ze vormden lang de praktische leidraad en ideologische basis voor de PvdA.

Politiek

In 1953 werd Den Uyl lid van de gemeenteraad van Amsterdam. Dat zou hij blijven tot 1965. In 1956 werd hij tevens lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (tot 1963). Als wethouder voor Economische Zaken van de gemeente Amsterdam (1963-1965) was Den Uyl voorstander van grootschalige projecten. De twee projecten waar hij zich het sterkst voor inzette, waren de vorming van de nieuwe stadswijk Bijlmer en de vestiging van petrochemische industrie in Amsterdam. Dit laatste lukte niet.

Na een periode als wethouder werd hij minister van Economische Zaken in het kabinet-Cals. In deze functie hield hij op 17 december 1965 een historische toespraak in de stadsschouwburg van Heerlen, waarin hij de sluiting van alle Nederlandse steenkolenmijnen aankondigde. Zijn belofte was dat er geen mijn dicht zou gaan, voordat iedereen vervangend werk had gevonden. Van die belofte kwam weinig terecht.

Omdat Anne Vondeling zich impopulair had gemaakt als minister van Financiën, werd Den Uyl aangewezen als de nieuwe lijsttrekker bij de vervroegde Tweede Kamerverkiezingen 1967, die volgden op de Nacht van Schmelzer. De PvdA verloor daarbij 6 zetels en belandde in de oppositie.

Van 1967 tot 1973 was hij fractieleider van de PvdA in de Tweede Kamer. Hij was de premier van het eerste (en enige) schaduwkabinet, het schaduwkabinet-Den Uyl. In een confrontatie met de VVD en de confessionele partijen wilde het progressieve schaduwkabinet voldoende macht via de stembus veroveren om een ambitieus programma van sociale hervormingen door te voeren.

In diezelfde periode kreeg Den Uyl als partijleider binnen de partij te maken met de vernieuwingsbeweging Nieuw Links. Deze beweging vond dat de koers van de partij te onduidelijk en conservatief was. De vernieuwers wensten een linkser standpunt, en eveneens herbezinning op de relatie tot het wetenschappelijk marxisme. Den Uyl vond wel dat ze een aantal oppervlakkige ideeën hadden, maar ging niet de confrontatie aan. In plaats daarvan probeerde hij ruimte te scheppen voor de jongeren.

Kabinet-Den Uyl

Zie Kabinet-Den Uyl voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Bestand:Verkiezingscampagne voor de Tweede Kamer.ogv

Polygoon-journaal-impressie van de verkiezingscampagnes voor de Tweede Kamerverkiezingen van 1977. Joop den Uyl op campagne voor de PvdA.

Van 11 mei 1973 tot 19 december 1977 was Den Uyl minister-president in het kabinet-Den Uyl. In deze periode werd hij geconfronteerd met een olieboycot door Arabische olieproducerende landen als gevolg van het Nederlandse standpunt in de Jom Kipoeroorlog. Met de oliecrisis werd voor het eerst duidelijk dat de economische groei die Nederland kende vanaf eind jaren 50 niet oneindig was. De eerste barsten in de maakbare samenleving werden zichtbaar. Den Uyl meende: “Zo bezien, keert de wereld van voor de oliecrisis niet terug.” Het kabinet besloot tot distributie van benzine en stelde een autoloze zondag in.

Tijdens deze kabinetsperiode werd Den Uyl geconfronteerd met de Lockheed-affaire. Hij werd door velen geprezen om de wijze waarop hij deze omkoopaffaire rond de prins-gemaal Bernhard van Lippe-Biesterfeld afhandelde. Een tweede vergelijkbare affaire rond Northrop werd door hem geheimgehouden.

Verder werden in deze jaren onderhandelingen gevoerd met Suriname over onafhankelijkheid. Deze werd op 25 november 1975 een feit en leidde tot een grote stroom emigranten naar Nederland. Den Uyl, Pronk en De Gaay Fortman speelden in die onderhandelingen een cruciale rol.

In maart 1977 viel het kabinet door een onoverbrugbaar meningsverschil tussen de KVP en de progressieve partijen over de grondpolitiek. Ook de houding van de PvdA-fractie jegens de katholieke Minister van Justitie Van Agt ten tijde van de zaak-Menten zou een rol gespeeld hebben.

De PvdA ging de verkiezingen in onder de leus “Kies de minister-president”. Die verkiezingen werden overschaduwd door de treinkaping bij De Punt en de gijzeling van een lagere school in Bovensmilde. De PvdA won ten koste van de kleine linkse partijen tien zetels en had met 53 zetels de grootste fractie ooit. Een tweede kabinet-Den Uyl lag dus in de lijn der verwachting. Aangezien een coalitie met de VVD vooraf al uitgesloten was, zou voor een nieuwe regering weer samengewerkt moeten worden met het nieuw gevormde CDA waar nu ook de conservatieve CHU in vertegenwoordigd was, een protestants-christelijke partij die in 1973 door slim onderhandelen door formateur Jaap Burger nog buiten het kabinet was gebleven. Na 208 dagen van moeizame onderhandelingen mislukte de formatie met het CDA. Van Agt ging vervolgens met de VVD in zee en vormde het kabinet Van Agt-Wiegel. De persoonlijke verhouding tussen Den Uyl en Van Agt die tijdens Van Agts ministerschap in zijn kabinet steeds moeizamer was geworden – van Agt had zich als oorspronkelijk progressieve jurist in 1973, gaandeweg steeds conservatiever getoond – was voorgoed verstoord.

Na het premierschap

Onder Den Uyls leiding voerde de PvdA oppositie van 1977 tot 1981 tegen het Kabinet-Van Agt I, dat de rit uitzat. Bij de daarop volgende verkiezingen verloor de PvdA negen zetels, het CDA één en de VVD twee. Grote winnaar van de verkiezingen was D66 onder Jan Terlouw, die van acht naar zeventien zetels ging.

D66 en de PvdA gingen de onderhandelingen in met het CDA – voor beide was de VVD uitgesloten. Na een moeizame formatie volgde een weinig succesvol kabinet met Van Agt als premier. Den Uyl werd vicepremier en minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Dit kabinet-Van Agt II hield het maar 8 maanden vol en stond bekend als het ‘vechtkabinet’. De relatie tussen met name Van Agt en Den Uyl was zo gespannen, dat het kabinet al van meet af aan gedoemd was te mislukken.

In 1982 werd vervolgens een kabinet van CDA en VVD geformeerd. Den Uyl werd opnieuw fractieleider van de PvdA en bleef dat tot 1986. Inmiddels was de strijd om zijn opvolging losgebarsten. Deze werd ten slotte gewonnen door oud-vakbondsleider Wim Kok.

Persoonlijk

Doordat Den Uyl graag las, kwam hij in contact met de uitgever Geert van Oorschot. In diens omgeving ontmoette hij Liesbeth van Vessem. Hij trouwde met haar in 1944. Ze kregen tussen 1946 en 1965 vier dochters en drie zonen, door cabaretier Wim Kan ooit schertsend “de Uylskuikens” genoemd. Hun dochter Saskia (1946) was tussen 1994 en 2006 fractielid van de PvdA in de Tweede Kamer, dochter Barbara (1949) is filmmaakster en zoon Xander (1953) was bondssecretaris van de Abvakabo en is nu voorzitter van de raad van toezicht van de Dunamare Onderwijsgroep. Zijn vrouw zei ooit over Den Uyls geloofsopvatting: ‘Hij gelooft niet meer in God, maar gelooft nog wel dat God in hem gelooft.’

In 1985 ontving Den Uyl van zijn alma mater, de Universiteit van Amsterdam, een eredoctoraat. Tot die tijd werd Den Uyl wel aangeduid met “de doctorandus uit Buitenveldert”.

Overlijden

Op 24 oktober 1987 werd bekendgemaakt dat Den Uyl ongeneeslijk ziek is. Hij overleed precies twee maanden later, op 24 december 1987, op 68-jarige leeftijd aan een hersentumor.

Onderscheidingen

Citaten

  • Twee dingen goed begrijpen….
  • We are a country of undertakers. Regelmatig wordt deze uitspraak (ten onrechte) geciteerd als een onjuiste gebruik van het Engels:’ (Den Uyl bedoelde: ondernemers. Een undertaker is niet alleen een begrafenisondernemer maar tevens iemand die iets onderneemt (in het Amerikaanse idioom: zie Merriam-Webster).
  • Niet te ontkennen valt immers dat de politiek, de politieke partijen, zijn aangevreten door het algemeen gevoel van moedeloosheid dat zich van veel mensen meester lijkt te hebben gemaakt. Men vraagt zich af of het wel zin heeft te stemmen.
  • Op de vraag in 1975 of hij als premier het gevoel heeft met iets belangrijks bezig te zijn, zei hij: Ja, wis en waarachtig. Wat me dan ook zo hels maakt, is dat links dat zo slecht ziet. Er zit daar een zeker ingevreten wantrouwen, een vastgevroren behoefte aan protesthouding: het mag niet goed zijn. Dat is niet reëel: er valt genoeg te noteren voor progressief denkende mensen. Het irriteert me dat dat over het hoofd wordt gezien.

Trivia

Externe links

“Asking yourself a question, that’s how resistance begins. And then ask that very question to someone else.”

Verzet begint niet met grote woorden

Verzet begint niet met grote woorden
maar met kleine daden

zoals storm met zacht geritsel in de tuin
of de kat die de kolder in zijn kop krijgt

zoals brede rivieren
met een kleine bron
verscholen in het woud

zoals een vuurzee
met dezelfde lucifer
die een sigaret aansteekt

zoals liefde met een blik
een aanraking iets dat je opvalt in een stem

jezelf een vraag stellen
daarmee begint verzet

en dan die vraag aan een ander stellen

Remco Campert (1929)
Resistance doesn’t begin with big words

Resistance doesn’t begin with big words
but with small deeds

like a storm with a soft rattling in the garden
or a cat that gets a bit mad in the head

like wide rivers
with a small spring
hidden away in a forest

like a sea of fire
with the same wooden match
that lights a cigarette

like love with but one look
a touching of something you notice in a voice

asking yourself a question
with this begins resistance

and then asking another this question

Remco Wouter Campert (’s-Gravenhage28 juli 1929) is een Nederlands dichtercolumnist en schrijver van verhalen en romans. Hij maakte deel uit van de literaire stroming van de Vijftigers. In maart 2018 maakte hij bekend te stoppen met het schrijven van romans en columns. Op onregelmatige basis schrijft hij nog wel ‘notities’ voor de Volkskrant.

Persoonlijk leven

Zijn vader was de dichter Jan Campert, auteur van onder andere het gedicht Het lied der achttien dooden. Zijn moeder was actrice Joekie Broedelet, onder andere bekend van de gastrollen die ze op latere leeftijd speelde bij Van Kooten en De Bie. Zij gingen uit elkaar toen Campert drie jaar was, waarna hij afwisselend bij een van hen en bij zijn grootouders woonde, tot hij in 1942 werd ondergebracht bij een pleeggezin. Toen de wijk waarin ze woonden door de Duitsers werd afgebroken, vertrok het gezin naar Epe, waar Campert de Mulo bezocht. Het was ook in Epe waar hij in 1943 hoorde dat zijn vader op 40-jarige leeftijd in het concentratiekamp Neuengamme was overleden. Na de oorlog ging hij met zijn moeder in Amsterdam wonen en volgde daar het gymnasium aan het Amsterdams Lyceum. Na te zijn blijven zitten en enorm veel spijbelen werd Remco van school gestuurd.

In 1952 trouwde hij met Freddy Rutgers. Ze woonden enige tijd in Parijs. Terug in Nederland ging Freddy Rutgers in 1954 samenwonen met Gerrit Kouwenaar. Campert trouwde op 20 december 1957 te Blaricum met Fritzi Harmsen van Beek. Hun woning in Blaricum werd een ontmoetingsplek voor schrijvers en dichters.

Eind 1958 ging het tweetal uit elkaar en Campert keerde terug naar Amsterdam. Nadat hij in 1960 met Lucia van de Berg zijn eerste kind, dochter Emanuela, kreeg, trouwde hij in 1961 met Lucia en kreeg in 1963 zijn tweede kind, dochter Cleo Campert. In 1964 verhuisden ze naar Antwerpen, van waar hij in 1966 alleen terugkeerde. Hier leerde hij galeriehoudster Deborah Wolf kennen, met wie hij tot 1980 samenleefde. Toen scheidden zich hun wegen, maar later kwamen zij weer samen en traden in 1996 in het huwelijk.

Werk

Nadat Campert het lyceum verlaten had, voorzag hij een paar jaar in zijn levensonderhoud met het schrijven van reclameteksten en vertalingen. In 1950 probeerde hij in Parijs op straat zijn bundeltje Ten lessons with Timothy te slijten, gebaseerd op het gelijknamige album van Dizzy Gillespie (oplage 25 stuks).

Voorjaar 1950 richtte hij met Rudy Kousbroek het tijdschrift Braak op. In juli van hetzelfde jaar werd de redactie uitgebreid met Lucebert en Bert Schierbeek. Net als het door Simon Vinkenoog opgerichte blad Blurb fungeerde Braak als platform voor experimentele dichters. Na het verschijnen van de bloemlezing Atonaal in 1951, onder redactie van Vinkenoog, werden de deelnemende dichters, waaronder ook Gerrit KouwenaarJan Elburg en Hugo Claus, aangeduid als de Vijftigers. Hoewel ze zichzelf niet als groep zagen en geen manifest publiceerden of gemeenschappelijke visie op literatuur hadden, waren zij allen in verzet tegen de literaire traditie en deelden zij het besef dat een nieuwe poëzie aan het ontstaan was. Campert was de minst experimentele dichter en gold als ‘de meest verstaanbare Vijftiger’.

Begonnen als dichter, ging hij in de jaren vijftig uit geldgebrek cursiefjes schrijven voor tijdschriften als PodiumVrij NederlandTirade en Het Parool. In de jaren zestig werden zijn verhalen steeds langer en publiceerde hij ook romans. Zijn werk bevat veel autobiografische elementen en is vaak cynisch of ironisch. In de jaren zeventig voelde hij een fysieke afkeer van het schrijven en publiceerde hij vrijwel niets nieuws. Wel ontving hij in 1976 de P.C. Hooft-prijs voor zijn poëzie. In het juryrapport staat hierover: ‘Het hele poëtische oeuvre van Remco Campert overziend, is de jury onder de indruk gekomen van de persoonlijke kroniek van de jaren 1950-1970 die erin is neergeschreven. De hachelijke en belachelijke feiten van deze levensperiode zijn door de dichter onvergetelijk geboekstaafd.’ Er kwam pas in 1979 een einde aan zijn schrijversblok met de dichtbundel Theater en de verhalen in Na de troonrede.

Zijn prozawerk is bij een groot publiek populair, dankzij de grote toegankelijkheid van zijn werk. Met name Het leven is vurrukkulluk  en Tjeempie! of Liesje in luiletterland, een persiflage op pornografische romans, waarin karikaturen van Nederlandse auteurs zijn verwerkt, komen veel voor op eindexamenlijsten van scholieren.

Zijn werk Het gangstermeisje werd in 1966 verfilmd door Frans Weisz. In 2018 regisseerde Weisz ook de verfilming van de roman Het leven is vurrukkulluk. Campert speelt zelf een kleine rol in deze film. In 1976 verscheen de film Alle dagen feest, een vierluik geregisseerd door Ate de Jong, Otto Jongerius, Paul de Lussanet en Orlow Seunke, gebaseerd op de verhalen Alle dagen feestEen ellendige nietsnutHoe ik mijn verjaardag vierde en Op reis.Remco Campert leest voor uit eigen werk op een gedichtenmiddag ter ere van zijn 80e verjaardag. Athenaeum Boekhandel Amsterdam, 15 augustus 2009

Van 1989 tot 1995 las Campert met Jan Mulder en Bart Chabot in theaters voor uit eigen werk. Bart Chabot deed mee tot en met 1991. Van 1996 tot 2006 schreef Campert samen met Mulder een gezamenlijke column op de voorpagina van De VolkskrantCaMu geheten, waaraan zij om beurten een bijdrage leverden. In juni 2014 begon Campert op de achterpagina van dezelfde krant een column over Somberman. Sinds 2016 schreef hij een column in Elsevier, getiteld ‘Dagelijksheden’. De eerste serie columns zijn met eerder werk van Campert in Elsevier uit de jaren vijftig en zestig samen met het werk dat zijn vader Jan Campert schreef voor Elsevier gebundeld in het boek Campert & Campert (De Bezige Bij, maart 2017).

Ter gelegenheid van zijn lange verbintenis met uitgeverij De Bezig Bij werd in juni 2017 door Campert zelf een deel van zijn gedicht Iemand stelt een vraag onthuld, dat op de gevel van het hoofdkantoor van de uitgever was aangebracht, Campert op de gevel.

Op 6 maart 2018 liet zijn uitgever weten dat de dan 88-jarige Campert besloten had te stoppen met schrijven. Er zou geen medische reden zijn. Af en toe verschijnen er in de Volkskrant nog wel ‘notities’ van zijn hand.

Literair credo: poëzie als daad van bevestiging

Veel geciteerd is Camperts credo ‘Poëzie is een daad van bevestiging’ uit 1955. De uitspraak is ontleend aan het essay ‘The dyer’s hand; poetry and the poetic process’ van de Britse dichter W.H. Auden. In de vertaling van A.L. Sötemann luidt de uitspraak: ‘In wezen is poëzie een bevestiging van het zijn en de belangrijkste negatieve reden om te schrijven is de angst voor het niet-zijn.’

https://nl.wikipedia.org/wiki/Remco_Campert

REMCO CAMPERT BY DONALD GARDNER

July 12, 2010 in Dutch

(Donald Gardner will present Remco Campert’s poetry at the Poetry Café on Wednesday, November 24. He will share the evening with Sarah Lawson who will present the work of Jacques Prévert)

Remco Campert, born 1929, belongs to the group of Dutch poets labelled after their decade, the ‘Fifties’ poets (De vijftigers), who broke the mould of Dutch poetry in those years. Paris was their chief literary and artistic reference point. They had come to maturity in the bitter years of the occupation and the buttoned-up sobriety expected of the Dutch in the post-war period was for them the last straw. Determinedly modern and worldly, theirs was an existential rather than a political revolt. Of this avant-garde Campert was always the most accessible. He wrote novellas and newspaper columns as well as poetry, establishing himself as a much-loved and widely-read writer.

Though he started in the fifties, Campert also caught the playful mood of the 60s very well and he has continued to draw on this spirit, although his most recent work is often lyrical or elegiac. The irony that is thought to be his hallmark is often a mask for a surprising emotional engagement. Now aged eighty, Campert is still writing in all three of his genres as well as giving superb readings of his work.

Another Dutch poet, Louis Lehmann, wrote about Campert, ‘What is so marvellous is that someone who appears to do nothing but mumble a few dead ordinary words, without getting worked up about anything, can say so much.’ It is just this quality – the seeming off-the-cuff naturalness of Campert’s poetry that was a challenge for me as his translator. To capture language that is colloquial and very close to conversation and render it as poetry in another language – that was the challenge.

Donald Gardner’s book of translations of the poems of Remco Campert, ‘I Dreamed in the Cities at Night’, was published by Arc publications in 2007 as no. 20 in their bilingual series, Visible Poets, edited by Jean Boase Beier. (http://www.arcpublications.co.uk) Donald Gardner is a poet and translator who has lived in Amsterdam for many years. Recent publications of his poetry include ‘The Glittering Sea’ (Hearing Eye, London, 2006) and ‘Sleight of Tongue’ (Boekie Woekie, Amsterdam, 2010). His website is: http://www.donaldgardner.net

The following three poems are taken from the collection ‘I Dreamed in the Cities at Night’, published by Arc in 2007 as no. 20 in their bilingual series, Visible Poets, edited by Jean Boase Beier.

FADED DAYS

It was late in the evening
rain caught in lamplight
beat down on the cobbles
of the Old Mechlin Road
you were wearing an off-white dress
I’d have guessed you were fifteen
you were walking down the street
as I was crossing
cars passed by
braked rode on
you asked me the way to the Muse Café
the bar where that singer was on
singer you said of your song
voice that had found you
you were on your way there
‘Just follow the tram lines’
I let you go

Antwerp girl
you’re still on my mind
what have I done
with my life

HOTEL

For Cees Nooteboom

Late in the Autumn
weather turned
storm pounced on the palm trees
rushed down the hotel corridors
final visitors packed their bags —
the English couple on their last legs
the beautiful girl and her mother
who smoked long cigarettes
and waited for something that never came
the tennis star past his prime —
I lingered on
a nuisance to the staff

in this hotel I was dreadfully unhappy
as usual that just happened
but I stayed put
the book I’d not yet started
like a huge egg in my arms
self-imposed trial of strength
nobody had asked for

I thought of you on your island
or en route between two continents
gone before you’d even landed
seeking safety in movement
so unlike me, yet just the same

at that thought
stuck in that foreign eyrie
suddenly I found wings
I got better, I was cured

STREET THEATRE

In the balmy afternoon wind
I was sitting on a bench
on the Boulevard du Général Leclerc
next to an old gent
who’d fought in Indochina
rosette in his buttonhole
white cravat round his wizened neck
at his feet a little mutt
watching everything
when suddenly Sophie Marceau
actress I recognized from the papers
stepped out of a limousine
followed by her photographer
and holding her sun-hat in place
gave us an eyeful
of her cream-white armpit

the mutt yapped
and the old gent and I
stood up in unison
sang a ditty
did a couple of dance steps
and waggled our bottoms

she didn’t see us https://poetryintranslation.wordpress.com/2010/07/12/remco-campert-by-donald-gardner/

Jezelf een vraag stellen       

Daarmee begint verzet

En dan die vraag aan een ander stellen 

Asking yourself a question                                 

that’s how resistance begins

and then ask that very question                                                                                                           

of someone else

[Quotes from the poem “Iemand stelt de vraag” (“Someone asks the question”) by Remco Campert (1970), son of poet and resistance activist Jan Campert who died in the concentration camp Neuengamme in 1943.]

Resistance is a choice. Not to accept something without fearing possible consequences may be the “easiest” situation to decide whether one should resist something or not, but what if there seems to be no choice? What if everything that could be seen as some kind of denial or resistance would endanger your family, friends and yourself? Your whole life as you know it?

Many people that grew up in freedom cannot imagine how they would act. Fortunately, they never have experienced that kind of repression. Although we have historical examples, there are still parts in this world where freedom is limited, where repression is reality and where people choose – to obey or to resist.

During World War II many people suffered under the repression of the national socialist dictatorship below the leadership of Adolf Hitler and his political party, the NSDAP. The persecution of Jews, the political opposition and people that were critical of the system in general caused many deaths and a lot of physical and mental pain. Words cannot summarize the sorrow that was caused by their terror. The choice to resist the national socialists was hard to make. The Resistance Museum Amsterdam illustrates and emphasizes the struggle of Dutch people on how to act during the German occupation from 1940 to 1945.

The history of the occupation and the question whether to resist or not is shown chronologically in the main exhibition of the museum. It starts in the 1930s and explains the structures of the Dutch society back in the days, that helps to understand the following developments after the German invasion. The exhibitions leads the visitor through Dutch society during the German occupation until they got liberated by the Allies. Everywhere in the museum the visitor finds guiding questions, that people encountered in their everyday life. They are referred to individual destinies, but are also meant to speak to the visitor – What would you do? Adapt? Cooperate? Boycott? Help? Hide? Strike? Report? Resist? The amount of questions made deciding unbelievably hard and from the point of view of a person that grew up in freedom, it seems to be even more impossible to imagine the inner conflicts people had to deal with – they had everything to lose.

The Resistance Museum is not only for adults – children and curious adults can also learn about the Netherlands during World War II in the Junior Museum. Everyone is welcome to travel back in time with the time machine and to experience history very closely! Through the eyes of four children – Eva, Nelly, Henk and Jan –  different perspectives on the challenging time during the occupation are shown.  Although it is mainly designed with and for children, the Junior Museum is made for every curious person despite their age. The interactive parts are extremely handy and perfect to discover the destinies of many children during World War II. Spending time in the Junior Museum time flies by while learning about history and having fun – after the blink of an eye you enter reality after having traveled back in time. A highlight that has to be emphasized: at the end of the junior exhibition the matured Nelly, Eva, Henk and Jan speak about the developments of their lives after the liberation and what they learned in their lives.

Besides the main and the junior exhibition there is also a small exhibition about the Dutch colonies during World War II and a temporary exhibition that changes regularly – recently the exhibition is called “100 photos of World War II” and shows the results of a photography competition that was established by an initiative of the same name.

Not only as a visitor, but also as an employee, a guide or a volunteer working at the Resistance Museum is connected to learning new things every day. Encountering visitors, that have personal and emotional connections to the content of the Museum, welcoming people from all over the world, researching about interesting destinies and historical objects, various events and workshops – working and visiting the Resistance Museum never gets boring and it is worth being visited several times to discover everything it has to offer.

The team is always working on projects to keep the Museum as interactive, interesting and special as it is. A current development is the introduction of special audio- and video-guided tours for deaf and blind people. Starting with the Junior Museum, the main exhibition is planned soon to be available with special tours, too.

Being interested in the Resistance Museum, history in general or the Netherlands? I can only recommend to visit the Dutch Resistance Museum in Amsterdam!

Verzet begint niet met grote woorden                        

maar met kleine daden           

Resistance doesn’t start with big words

But with small actions                                 

[Quotes from the poem “Iemand stelt de vraag” (“Someone asks the question”) by Remco Campert (1970)]

https://www.youthreporter.eu/de/beitrag/the-dutch-resistance-museum-amsterdam-verzetsmuseum-amsterdam.16585/

…they are referred to individual destinies, but are also meant to speak to the visitor – what would you do? adapt? cooperate? boycott? help? hide? strike? report? resist?

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *