(1919-2002) arts psychiater filosoof
Pieter Cornelis (Piet) Kuiper (Soest, 30 juli 1919 – Amsterdam, 9 februari 2002) was een Nederlands psychiater die grote invloed heeft gehad op de wijze waarop de psychiatrie in Nederland tussen 1960 en 1980 werd beoefend.
Hij studeerde geneeskunde en filosofie in Utrecht waar hij in 1946 artsexamen deed. In 1948 promoveerde hij op een neurologisch onderwerp. Van 1952-1961 was hij chef de clinique in het Academisch Ziekenhuis bij de Rijksuniversiteit Groningen; van 1957 tot 1961 was hij tevens lector Dieptepsychologie en de propaedeutische psychiatrie aan die universiteit. Kuiper was van 1961 tot 1984 hoogleraar in de psychiatrie aan de Universiteit van Amsterdam.
Hij is auteur van enkele veel in het onderwijs gebruikte handboeken over psychiatrie, die vele malen zijn herdrukt. Hij gaf college op een wijze die op velen diepe indruk heeft gemaakt.
Op gevorderde leeftijd maakte hij zelf van 1983 tot 1985 een zeer ernstige depressie door (waarbij hij zelf eerst dacht dat het dementie was). Hij wilde geen zelfdoding verrichten uit vrees dat hij dan in de hel extra zou moeten lijden. De depressie liep uit op een psychose waarbij hij de overtuiging kreeg dat hij al overleden was en zich in de hel bevond. Zijn vrouw en vrienden vond hij wel lijken op de betreffende persoon, maar hij dacht dan vaak dat het niet echt die persoon was. Er waren in die periode van twee jaar twee opnames van elk een aantal maanden in een psychiatrische inrichting. Na zijn herstel schreef hij over zijn ziekte het boek Ver heen. Dit boek vond ook buiten zijn vakgebied veel lezers.
Hij was getrouwd met Eleonora (Noortje), een dochter van de Nederlandse theoloog Miskotte. Zij overleed in april 2011 en werd bij Kuiper begraven in Voorst. https://nl.wikipedia.org/wiki/Piet_Kuiper_(1919-2002)
Ver heen https://www.dbnl.org/tekst/kuip036verh01_01/kuip036verh01_01.pdf
Volkskrant: Briljante psychiater die zelf depressief werd
Hij leerde Nederland omgaan met depressies, maar werd zelf uiteindelijk peilloos diep depressief: prof. dr. P.C. Kuiper. Dankzij het enige medicijn dat hij altijd had ontraden, kwam hij er weer uit….Jeroen Trommelen13 februari 2002, 0:00
Zonder het intieme verslag van zijn eigen depressie was de deze week overleden prof. dr. P.C. Kuiper (82) beroemd gebleven onder vakgenoten. Voor collega’s was Kuiper de ambitieuze, soms ijdele maar vooral uitstekende psychoanalyticus die als hoogleraar psychiatrie en auteur van studieboeken een belangrijk stempel drukte op de Nederlandse psychiatrie tussen de jaren zestig en tachtig.
Piet Kuiper was hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam, waar hij ook aan het hoofd stond van de psychiatrische universiteitskliniek. Hij is auteur van de standaardwerken Hoofdsom der Psychiatrie, Nieuwe Neuroseleer en De mens en Zijn Verhaal. Zeker twintig jaar was het als student in de psychiatrie onmogelijk aan zijn invloed te ontsnappen.
In 1983 evenwel werd de professor zelf ziek. Hij gleed weg in het kaliber peilloos diepe depressie dat hij in theorie wel had beschreven, maar nooit aan den lijve had gevoeld.
De ontmoeting met de werkelijkheid viel niet mee. Kuiper werd opgenomen in psychiatrische klinieken en pas na drie jaar uit het dal gesleurd. Dat gebeurde dankzij het enige medicijn (een MAO-remmer) dat hij wegens risicovolle bijwerkingen in zijn Hoofdsom der Psychiatrie ernstig had ontraden.
Als gebeurtenis was het ‘hoogst onwaarschijnlijk en buitengewoon gezocht’, noteerde hij later zelf. Maar het boek dat hij op aanraden van zijn psychiater W. Nolen schreef, werd een bestseller. Ver Heen was de titel die, mede dankzij een optreden in de talkshow van Adriaan van Dis, een recordoplage bereikte van 130 duizend exemplaren.
Voor patiënten en bijna-patiënten was het boek een geruststellende reisgids door de psychose. ‘Ik wist dat het erg was, maar niet zó erg’, zei hij in een interview met de Volkskrant. ‘Ik kende niet de absolute ondraaglijkheid van de kwelling. Je kunt het niet uithouden. Je kunt niet zitten, niet staan, geen enkele activiteit ontplooien. Drie kwartier sjoelbakken: afschuwelijk. Je doet het alleen omdat helemaal niets doen nog ondraaglijker is. En ik dacht: ook in mijn leven heb ik er altijd naast gemikt.’
Zijn ervaring als patiënt veranderde Kuipers visie op de psychiatrie overigens niet. De theorie klopt, schreef hij, en de oorzaak van zijn ziekte liet zich volgens klassieke patronen analyseren. Een tegenstander van medicijngebruik tegen depressies was hij nooit geweest, en die opvatting werd door zijn persoonlijke ervaring gesterkt. Als patiënt had hij zelfs de omstreden elektroshock willen ondergaan om uit de ziekte te worden gewekt.
Met aandacht voor zichzelf had Kuiper weinig moeite, tot op het niveau dat door meer ingetogen vakgenoten verdacht werd gevonden. Ook nadat hij een tweede keer van de depressie terugkeerde, bleef de emeritus hoogleraar een geliefde gesprekspartner van de media.
Vijf jaar geleden opende hij een expositie van zijn schilderijen waarvan de eersten in arbeidstherapie werden vervaardigd. ‘Gaan de heren mee naar het therapeutisch fröbelen?’, luidde de oproep destijds van de verpleegster in de Valeriuskliniek.
Een beetje narcist was hij wel, erkende een openhartige Kuiper in een van zijn laatste interviews. ‘Maar ach, dat is zo’n platgetreden kwalificatie’. https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/briljante-psychiater-die-zelf-depressief-werd~b63aade0/?referer=https%3A%2F%2Fwww.google.nl%2F
► door: A.IJ. van den Berg
Misschien is het overdreven om Ver heen een relativerende voetnoot te noemen bij de leerboeken die de psychiater Piet Kuiper eerder schreef. Wel valt op dat in de autobiografie vraagtekens staan bij de gebruikelijke inzichten van zijn vakgebied.
Het grootste vraagteken lijkt mij dan dat Kuiper werd opgenomen in zijn eigen kliniek, en daar toen niet adequaat kon worden geholpen.
Ook beschrijft Kuiper in Ver heen een pijnlijke lezing, waarin hij moest terugkomen op zijn eerder wat ongelukkig geformuleerde ideeën over homosexualiteit — tot betrekkelijk kort geleden volgens alle handboeken immers nog een ziekelijke afwijking.
Weer anderen verweten hem in het leerboek Hoofdsom der psychiatrie ten onrechte geen aandacht te hebben gegeven aan enkele nieuwe klassen van medicijnen.
Verder is dit lesboek gelaakt omdat daarin het bestaan van de DSM werd genegeerd — de Amerikaanse Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, die mede werd ingevoerd vanwege de spraakverwarring internationaal in het vak. Welke geestesziekten er zijn, en hoe deze heten, verschilde per land tot dan. Depressie of psychose was overal iets anders.
Bij het lezen van Hoofdsom der psychiatrie wist ik dus al wat er op aan te merken was.
En misschien doet ik zonder deze voorkennis zelf ook nog wel ontdekt had dat een standaardwerk als de DSM geen éen keer genoemd wordt. Zo viel mij op dat termen als ‘neurotransmitter’ ontbreken, en andere aanduidingen voor wat in het brein chemisch plaatsvindt, die dertig jaar later toch al gezonken cultuurgoed zijn geworden.
Tegelijk is het onnozel om te pretenderen fundamentele kritiek te kunnen hebben op een boek dat nooit voor mij bedoeld was. Ik kocht het weliswaar, voor bijna niets, als afgeschreven bibliotheek-exemplaar — maar dat het in mijn bezit is, komt enkel door toeval.
Wel is me duidelijk wat voor soort kennis dit boek wil doorgeven.
Dit komt omdat ik bijvoorbeeld weet hoe een ingenieursstudie in elkaar steekt. De meeste ingenieurs zijn namelijk enkel bezig om algemeen bekende inzichten praktisch toe te passen. Wetenschap is het daardoor nooit wat zij bedrijven. Wetenschap wordt door anderen gedaan, die de nuttig bruikbare kennis aanleveren.
Ook doktoren lijken me allereerst de praktische toepassers van andermans inzichten. Loodgieters met almachtspretenties heb ik ze elders wel genoemd. Wat mede komt omdat zo veel geneeskunde allereerst uit symptoombestrijding bestaat — waardoor kwalen ontstaan, is namelijk vaak onduidelijk. Als er oorzaken weggenomen worden, is dat zeker zo vaak toeval of natuurlijke genezing als een bewuste ingreep van buiten.
Kuiper wist nog niet dat maagzweren van een bacterie komen — hij ziet in zijn leerboek stress als de oorzaak.
Hoofdsom der psychiatrie is in opzet ook goed vergelijkbaar met een praktisch handboek voor loodgieters; om die vergelijking nog eens aan te halen. Al zullen er hopelijk in de leerboeken voor loodgieters wel plaatjes en schema’s staan.
Een voornaam verschil tussen psychiaters en de andere medisch specialisten is dan weer dat in de psychiatrie blijvend het vertrouwen van de patiënt gewonnen moet worden. Het elders onder vooral de mannelijke specialisten zo gebruikelijke imponeergedrag werkt niet. Veel aandacht biedt Hoofdsom der psychiatrie daarom aan het gesprek. Ook al omdat Kuiper ruim aandacht schenken moest aan de klassieke psychotherapie, waarin het gesprek de voornaamste behandelmethode was.
En daardoor ging ik me van de weeromstuit afvragen hoe zo’n boek als dit getentamineerd werd.
Bij sommige hoofdstukken leek me dat simpel. Van de psychofarmaca gaf Kuiper niet alleen de namen, en de toepassingen, maar ook de doses, en de bijverschijnselen. Maar de stukken over die geneesmiddelen zijn de weinige hoofdstukken met echt gemeten kennis in het boek — en dan zullen de namen van de pillen en poeders en hun samenstelling inmiddels helemaal anders zijn.
Hoofdsom der psychiatrie liet me vooral zien dat dit vak waarschijnlijk vooral in de praktijk geleerd moet worden. En dan zullen veel van de vuistregels die Kuiper gaf vast nog opgaan.
Zeker is hoogstens dat niemand in het métier tegenwoordig nog termen als ‘debiel’ en ‘idioot’ gebruikt voor mensen met een verstandelijke beperking, zoals in dit boek nog onbekommerd gebeurt.
Prof. Dr. P.C. Kuiper, Hoofdsom der psychiatrie
392 pagina’s
Bijleveld 1985, oorspronkelijk 1973
[x]opgenomen in het dossier: geestesziekte, geneeskundenauw gerelateerd op boeklog:
Ver heen
P.C. Kuipermaart 2013
http://boeklog.info/2013/03/27/hoofdsom-der-psychiatrie/
Als het klopt dat er voor glans wrijving nodig is dan zou de Nederlandse psychiatrie inmiddels moeten glimmen als een diamant. Want wát kunnen wij het hartgrondig en spectaculair met elkaar oneens zijn.
En dat is eigenlijk maar goed ook; de psychiatrie is immers een relatief jong vakgebied en houdt zich bezig met dusdanig complexe problematiek dat het een wonder mag heten dat we het soms wel eens zijn. Dit betekent niet dat we op elkaar moeten blijven inhakken in (onder andere) de media. Constructief en door de inhoud gedreven debat moet de standaard zijn waar wij als beroepsgroep voor staan. https://www.dejongepsychiater.nl/109-congressen/1253-wetenschap-in-de-psychiatrie-houvast-of-hobby