Geselecteerd voor de Dutch Documentary Competition, IDFA 2019
Geselecteerd voor de Gouden Kalf Competitie Lange Documentaire, Nederlands Film Festival 2020
‘Een uniek kunstwerk.’ – De Filmkrant
‘Ze noemen me Baboe toont het belang van documentairefilms.’ – Het Parool
‘Een unieke en ontroerende belevenis.’ – Trouw, ★★★★
‘Ze noemen me Baboe geeft de Indische kindermeisjes van toen een stem.’ – de Volkskrant, ★★★★
‘Aan de hand van fraaie fragmenten uit 179 films vertelt regisseur-scenarist Sandra Beerends het fictieve verhaal van Alima.’ – NRC, ★★★★
In Ze noemen me baboe verbeeldt regisseur Sandra Beerends het boeiende levensverhaal van de Javaanse Alima. Op de vlucht voor een gedwongen huwelijk vindt Alima in de jaren veertig werk als baboe (kindermeisje) voor een Nederlandse familie. Ze reist met hen mee naar Nederland, waar ze wordt beïnvloed door Indonesische studenten die dromen over een onafhankelijk Indonesië. Bij terugkomst komt haar Nederlandse familie tijdens de Japanse bezetting in een kamp terecht. Daardoor verliest Alima haar familie, werk en huis. Ze wordt verliefd op onafhankelijkheidsstrijder Riboet en raakt zwanger. Als Riboet na de capitulatie omkomt bij een politionele actie, wil haar familie dat ze ‘eerzaam’ trouwt met haar zwager, maar Alima kiest ervoor om als alleenstaande moeder met haar dochter haar eigen weg te gaan in het onafhankelijke Indonesië.
Beerends vertelt Alima’s verhaal met archiefbeelden, geluid, muziek en een vertelstem. Alima praat met haar vroeg overleden moeder, die ze altijd bij haar voelt. Zo horen we van haar verwachtingen, angsten en verlangens. Het verhaal van Alima staat symbool voor de verhalen van de baboes als beroepsgroep. Het toont de ingewikkelde koloniale relatie waarin zij zich als ‘bijna familie’ bevonden. Ze waren de spil van het Nederlandse familieleven in voormalig Nederlands-Indië, maar behoorden nooit echt tot die familie. In de roerige tijd rond de Tweede Wereldoorlog zorgde dat voor heftige dilemma’s en loyaliteitsconflicten.
Nu verkrijgbaar op DVD!
https://www.npostart.nl/2doc/29-06-2020/VPWON_1266083
09.43 Mijn familie wordt niet wakker van de zon…. maar van de klok. Ze hebben voor alles vaste tijden.
12.43 Zij noemen mij baboe. Ik ken het woord niet. Het is een woord van de Belanda’s Het is alsof ze twee woorden tegelijk willen zeggen…. ba een deel van het woord mejuffrouw en boe een deel van het woord moeder.
17.05 Als ik .s avonds op de grond lig naast het bed van Jantje, oefen ik alle woorden die ik die dag gehoord heb: lekker, leuk, lollig, lief, lastig.
1745 Bij iedere haven waar we stoppen denk ik dat we in Holland zijn. Wat is de wereld groot… In mijn hoofd is nauwelijks meer plaats voor alle nieuwe indrukken… Mijn familie heeft daar geen last van, zij gedragen zich overal het zelfde. Alsof de gehele wereld van hen is.
19.45 De nachten zijn lang en onrustig, maar het heeft ook iets vredig’s….
20.40 Het land van Belanda’s. Ik ben er klaar voor. Ik heb een Hollandse winterjas en een hoofd vol Hollandse woorden.
21.25 Het is hier donker, nat en ontzettend koud.
24.46 Ik slaap niet meer bij Jantje, maar in de bedienden kamer bij Betsie. Ik mis Jantjes warme lijfje. En ik houd mijn winterjas aan onder de dekens. Mama, ik voel me net de Kadassi vogel: Ik hoor hier niet.
22.25 Vanmorgen vroeg stormden Tilly en Jantje mijn kamer in en riepen: Het sneeuwt!!!!! Het dwarrelt, het danst, het smelt op je handen… ik ben betoverd door het magische witte zand…. Ik geef me over aan de witte wereld… Als ik dit ijs zou verkopen op de pasar zou k schatrijk worden, Maar in Holland hebben ze genoeg ijs en dansen ze erop
23.45 Ik begin steeds meer te wennen. Ik heb het niet meer koud en ik wandel zonder te verdwalen met Jantje. En ik heb er een vriendin: Betsie en met haar deel ik de liefde voor taal. Zij moedigt mij aan nieuwe woorden direct te gebruiken en stuurt me met smoesjes naar de kruidenier.
24.30 Vandaag werd ik voor het eerst van mijn leven aangesproken met mevrouw. ‘Mevrouw, zegt u het maar.’ zei het winkelmeisje mij. Ik kon niet geloven dat ze het tegen mij had… en ik keek of er een mevrouw achter mij stond. Nee ik bedoel u, zei zij. U bent aan de beurt. Dus nu ben ik een mevrouw, een Indonesische mevrouw.
25.20 Net als ik denk dat ik de enige ben die niet wit is, hoor ik ineens mijn eigen taal. ‘Kijk zo zien de Belanda’s ons het liefst, als een exotische bezienswaardigheid.’ Ik draai me nieuwsgierig om. Het zijn twee Indonesische jongens die hier rechten studeren. Ze doen een onderzoek naar baboes in Den Haag.Mama, het is zo fijn om in mijn eigen taal te spreken. Ze laten me foto’s zien van andere baboes.Het is alsof ik mijzelf zie. Ze vragen me van alles over mijn Hollandsche familie. In de toekomst zullen die Hollandsche families niet meer de baas zijn in Indonesië, zeggen ze. Ieder land heeft recht op zijn eigen soevereiniteit. Ik vraag Betsie of ze dat woord kent, soevereiniteit. Het heeft te maken met vrijheid zegt zij.
Betsie heeft uitgelegd, dat in Holland, iedereen recht heeft op vrije dagen. Ook bediendes. Het is onze laatste vrije dag samen, morgen gaan we terug. Van mijn eigen geld koop ik een echte mevrouwen tas een sjaal voor Mutiara en op het terras trakteer ik Betsie op een warme chocomel.
27.47 We nemen eerst de trein naar Genua en vandaar de boot. Ik krijg een zakdoekje an Betsie en als ik haar uitzwaai ruik ik haar Eau de Cologne. Ik zal onze gesprekken missen, samen op ons zolderkamertje. Over kousen die ik niet wilde dragen, omdat ik het naar vind mijn eigen huid niet te voelen, over de strikjes die ik aan het tuinhek vond, om het huis te kunnen terugvinden. Maar ook over het belang van onderwijs.
28.50 Over de vrijheid en het recht daarvoor te vechten.
29.50 Ik ben niet langer onzichtbaar en het maakt me trots.Maar het heeft ook iets bedreigend’s. Gisteren is een jonge baboe lastig gevallen door haar tuan. Ik wil daar niet aan denken.
30.64 Ik ga vroeg naar bed en ik draai mijn deur op slot.
31.17 Vanmorgen werd ik heel vroeg wakker.Riep jij mij? Ik denk aan het sprookje van het meisje dat een golf had meegenomen. Thuis wilde de golf niet meer golven.Je moet haar terug brengen, zei de moeder, ze heeft heimwee naar de andere golven. Het meisje bracht de golf terug naar zee en die begon gelijk te golven.
32.40 Alles voelt vertrouwd, maar ook weer nieuw… Tilly gaat nu ook naar school, Njunja heeft het druk met het nieuwe huis en ik ben de gehele dag alleen met Jantje.Het is heerlijk om mijn kind weer te zien rondrennen in zijn speelpakje. Njonja vindt dat Hollandse jongens van zijn leeftijd een overhemd moeten dragen en een korte broek, maar ik laat hem nog even.
35.40 Mutiara en de anderen lachen om mijn verhalen en noemen mij de mevrouw die naar Holland is geweest Er is een familie op bezoek bij mijn tuan. Zijn zus en haar man en zijn jongste broer oom Herman. Hij schrijft een boek over het culturele leven op Java. Hij is de eerste blanda die geïnteresseerd is in onze cultuur. Ik neem hem trots mee naar een wajang voorstelling. De blanda’s zitten achter de poppenspelers, met uitzicht op de poppen en het orkest. Ik zoek een plek voor ons aan de kant van de schaduwen, zoals de wajang is bedoeld. De plek waar ik veilig tussen de benen van pappa zat als er een voorstelling was in de kraton. Dat was voordat hij ons verstootte.
38.00 Hij vertelde mij verhalen over Arjuna een strijder die niet alleen moedig was, maar ook slim, sterk en wijs. Hij vertelde mij over prinses Skrikandi: zelfvertrouwend, onafhankelijk en een meester boogschutter. De goeden komen van links, leg ik oom Herman uit en de slechten van rechts. Alle verhalen gaan over hun eeuwigdurende strijd. Holland is bezet, schreeuwt mijn tuan. Indonesië is al 300 jaar bezet zegt Marjan de tuinman. Ik mis Betsie. En onze vrije dagen samen.
39.17 Toen ik vanmorgen Njonja om een vrije dag vroeg, zei ze woedend dat hier andere regels gelden. Zouden er voor Betsie nu ook andere regels gelden nu de blanda’s niet meer in hun eigen land zijn? Om mij heen vragen steeds meer mensen zich af waarom de blanda’s hier nog wel de baas zijn. Alsof er een koffer is geopend met weggestopt verdriet en onderdrukte gedachten.
40.44 Maar na een tijdje lijkt de onrust verdwenen en blijft alles zoals het is. Mijn tuan en oom Herman zijn opgeroepen. Wij zullen Indie wel beschermen tegen de japanners zeggen zij. ‘s Nachts droom ik dat Jantje wordt ontvoerd door Kuntilanak. De kwade geest die kinderen rooft. Ze houdt Jantje gevangen in het gapende dat van haar rug. Mamma zeg me dat het slechts een droom is.
43.30 Volgens mijn tuan hebben ze kromme benen en slechte ogen. Marian zegt dat de Japanners ons komen bevrijden van de Hollanders.Ik moet als maar denken aan de Japanse tahu-man. De enige man die ooit voor mij boog.
45.39 We hebben een klein meisje op visite. Njonja zegt dat Jantje lief voor haar moet zijn. Ik houd niet van visite, zegt Jantje. Wanneer gaat ze naar huis? Toen we voor Jantjes verjaardag naar de kermis gingen wist ik nog niet dat dit mijn laatste dag zou zijn met de familie.
47.46 Ik heb hen niet kunnen beschermen. Mijn hele familie is weggehaald en in kampen opgesloten. Jantje is met geweld uit mijn armen getrokken. Ik heb geen huis meer. In ons huis wonen nu Japanse soldaten. Ik heb Pinkeltje nog net kunnen meenemen. Het boek waaruit ik Jantje eindeloos heb voorgelezen.
49.20 Maar alles dat niet Japans is, is verboden.
50 Mag je nog denken in een taal die verboden is? Mag je je nog herinneren met woorden die verboden zijn? Mag je nog verlangen naar letters die verboden zijn?
51.30 Ik mis het ochtend gezang van de vogels. Ze gaan pas zingen als de zon hier opkomt. Maar de Japanse keizer dwingt ons op te staan als in Japan de zon opkomt. De vogels trekken zich niets aan van Het is fijn dat ik een plek heb om te wonen.de Japanse tijd. Dieren kennen geen andere heerser dan de natuur zelf. Ik kan bij Mutiara wonen, maar het voelt als een stap terug. Ik voel mij vreemd tussen mijn eigen mensen. Mutiara zegt dat de Chinese familie bij wie ze vroeger werkte weer een kindermeisje zoekt. Misschien helpt het om Jantje te vergeten zegt ze. En Njunja en tuan zijn heel vriendelijk, zegt ze. De kindertjes zijn lief. Maar het is niet zo als met Jantje. Om 8.00 uur wil ik ze eten geven, om 10 uur wil ik met ze wandelen, Om 12 uur wil ik hen in bad doen. Maar in dit gezin gelden nieuwe regels. Ik kan er maar niet aan wennen
55 Hij heet Riboet. Ik houd van zijn lome tred door de sawah. Zijn dierlijke geur van zweet, modder en karbouwen. Ik houd van zijn stem, zijn verhalen, zijn ideeën. We fantaseren over onze toekomst en dromen over een onafhankelijk Indonesië. Ik voel dat ik onderdeel kan zijn van iets groots.
57 Ik begin een klasje voor de kinderen uit ons dorp. Riboet noemt me liefkozend zijn kleine Kartini Onze leider spreekt de taal ban het volk, zegt Riboet. In zijn toespraken verwijst hij naar verhalen die iedereen kent. Het is alsof ik een poppenspeler hoor bij een wajang voorstelling. Ik ben onder de indruk van zijn stem, die moeiteloos wisselt van toon, snelheid en volume. Hij roept onze mannen op om de Japanners te helpen met de aanleg van kanalen en spoorwegen. Ik denk aan Jantje en ik waarschuw Riboet voor de wreedheid van de Japanners. Maak je geen zorgen zegt hij, je kijkt nog steeds met Hollandse ogen.
58 Leve de keizer! Riboet geeft geen antwoord als ik vraag hoe het met onze mannen gaat. De Japanners hebben onze rijstgodin Dewi, beledigd. Zij hebben Japanse rijstzaadjes in haar buik willen planten. Als of ze een hoer is in één van hun bordelen.
60 Ik zoek met Mutiara naar eetbare moerasplanten. Riboet geeft zijn portie weg aan de kinderen van mijn klas. Mama, ik haal mijn kracht uit het verhaal dat jij ooit vertelde over de Javaanse koning Djojodobo. Hij voorspelde dat er na de Belanda’s gele mensen uit het noorden zouden komen. Ze zouden zolang blijven als de mais tijd nodig heeft om te rijpen en daarna zou er een 1000 jarig rijk ontstaan van welvaart en van vrede.
62 We zullen onafhankelijk zijn, dat is zo zeker als dat de zon morgen zal schijnen.
Ik vraag mijn klasje waaraan ze denken bij het woord vrijheid. Eten zeggen ze, kleren, feest. Vechten zegt een jongetje, totdat wij vrij zijn. (affiche op beeld: Indonesia never again the ‘LIFE-BLOOD’ of any nation.) Ik denk aan mijn familie, aan Jantje. Op weg naar het kamp maak ik me steeds meer zorgen over mijn familie. Er gaan verhalen de ronde over geweld van onze strijders tegen de belanda’s. Ik schrik als ik Njonja zie, haar ogen weerspiegelen de vernederingen en de verschrikkingen van het kampleven. ‘Ik zal weer voor jullie zorgen’ zeg ik. ‘Het komt goed’ ‘Het komt niet goed’, zegt Njonja. ‘Ons land is afgepakt’ ‘Wij pakken niet af. Wij nemen terug’ Ik heb Jantje toegefluisterd dat ik in een hoekje van zijn hart, mee zal gaan en elke avond voor hem zal zingen. Ik heb zijn geur diep opgesnoven, zodat hij, mijn eerste kind, altijd bij mij blijft
65 Het is net een wajang voorstelling, na ieder einde begint er een nieuwe strijd. De gele mensen zijn verslagen. Onze leider heeft het 1000 jarig rijk uitgeroepen. Maar de belanda’s denken nog steeds dat ons land hen toebehoort. Soms verlang ik stiekem naar de Hollandse tijd. Toen ik nog niet wist dat de rust van toen slechts een broos laagje was van onderdrukte onrust. De zuidkant van Bandung is in brand gestoken. Zo kunnen de belanda’s onze stad niet innemen zegt Riboet. En onze mensen dan? Mutiara? De kinderen uit mijn klas? ‘Ze zijn veilig’, zegt Riboet.
67 We zijn naar Djokja gegaan, naar familie van Riboet. De stad die ik als klein meisje met jou heb moeten verlaten, omdat papa geen dochter wilde maar een zoon. Het voelt als een overwinning om hier terug te komen als een volwassen vrouw.
68 Riboet en ik vinden werk in een naburige kapokfabriek. We zijn net 2 kinderen, we zijn gelukkig. De strijd lijkt even ver weg. Riboet zegt dat we op onze hoede moeten blijven.Maar ik geniet van ieder moment. Mama ik wordt ronder, zachter, voorzichtiger. Niemand kan haar nog zien. Maar ze is er al, mijn dochter. Ik verheug me met Riboet op de kansen die zij zal krijgen in het nieuwe Indonesië. ‘Misschien wordt ze wel de eerste vrouwelijke president’, zegt hij.
70 Ze naderen Djokja, de belanda’s. Ik heb Riboet gesmeekt om niet te gaan. Hij zegt dat hij moet gaan voor onze toekomst, voor ons, voor ons kind in mijn buik. Hij zal ze tegenhouden, hij is sterk, pienter en moedig.
73 Ribut, sayangku…. (Riboet, mijn lief… ) Zonder Riboet heeft de dansende kapok zijn magie verloren en toont zich als een doodsmantel die pijn doet in elke porie van mijn lichaam.
74 Mama ik ben naar Djakarta gevlucht. Direct na Riboet’s dood wilde zijn familie mij dwingen tot een ‘eerzaam’ huwelijk met zijn broer. Ik droomde met Riboet over een toekomst waarin vrouwen hun eigen keuzes kunnen maken en meisjes naar school mogen. Riboet’s dood zal de bouwsteen zijn voor die toekomst. Een toekomst die voortbouwt op ons verleden. Verborgen in de kleuren van onze vlag. Blauw, de kleur van de belanda’s afgeworpen als symbool van een koloniaal verleden. Wit en rood, de kleuren van het zaad en mijn vruchtbaarheid, verenigd in ons kind. Toen ik haar in mijn armen kreeg was het even of ik Jantje vasthield, haar grote broer in Holland.Mama, ik zal voor haar zorgen, zoals jij voor mij hebt gezorgd. Ze krijgt jouw naam. Ik noem haar Dewi.
77 (Het eind beeld, de aftiteling begint met een mooi beeld…. over het beeld verspreid zijnde, de verschillende Bu ‘s. wellicht dat deel van baboe dat voor moeder staat, zie boven) Eindelijk klaar… dit kostte veel werk 2020-08-30-20.33… prachtig geluid bij boeiende beelden…. door die zachtheid en beslistheid en eerlijkheid komt het bij mij diep binnen en …. hoe zeg je geestelijk dat je je bewonderend en vol achting buigt voor deze… de materiele woorden doen het niet zo goed…. muziek… ach deze kalme en toch precies en duidelijk aangevende golvingen zijn…. zijn…. ik weet de woorden niet…. zijn optillend ,,, zijn overziend…. zijn hemel en hel gezamenlijk in de kruisiging… maar… zal ik daarin de enige zijn….